woensdag 26 oktober 2011

Turbo-sightseeing

Het is de derde dag van Tihar, het lichtjesfeest; dit is de dag van de koeien. Die dieren zijn altijd al heilig en kuieren gewoon tussen het verkeer op straat, maar vandaag worden ze extra in de watten gelegd. We zagen vanochtend bijvoorbeeld een koe die meel met munten erin te eten kreeg. Normaal gesproken worden de kraaien en de honden op de eerste en de tweede dag van het festival geëerd, maar dit jaar vielen die dagen samen. Er lopen sinds gisteren heel wat honden rond met een bloemenkrans om hun nek en een tika (rode stip) op hun voorhoofd. Ook de ontzettend schurftige zwerfhonden die leven van het afval dat langs de straten opgehoopt ligt.

De koe die munten eet.

Ik was vanochtend samen met Inge al heel vroeg op weg naar de apentempel, Swayambunath, op een heuvel aan de oostkant van de stad, toen een hond achter ons aan begon te lopen en niet meer weg te krijgen was. Hij volgde ons op de voet tot bijna helemaal bij de poort naar de tempel en we werden er een beetje zenuwachtig van. Gelukkig werd hij uiteindelijk afgeleid door de drukte rond de poort. Toen we bijna alle trappen beklommen hadden werden we aangehouden door een streng kijkend mannetje; toeristen moeten entree betalen. Ik liet mijn vrijwilligerspas zien en die heeft hij wel tien minuten besluiteloos staan bestuderen terwijl wij zittend op een bankje afwachtten of hij ons korting zou geven. Inge toverde daarna nog een ander interessant uitziend pasje tevoorschijn en toen mocht zij opeens gratis naar binnen; ik moest gewoon betalen.
Swayambunath is een mengeling van boeddhistische en hindoeïstische tempels en beelden. Het wordt de apentempel genoemd omdat er een hele kolonie apen huist. Eerst zagen we er maar een paar en probeerden ermee op de foto te gaan. Dat lukte maar half want we durfden er niet te dichtbij te gaan staan. Verderop zagen we waar de rest van het stel zat: opeens rende een enorme troep apen onze kant op zodat we er aan alle kanten door omringd werden. Dat vonden we weer van veel van het goeie want ze zijn niet echt aaibaar.




Op zoek naar drie enorme gouden beelden aan de andere kant van het complex kregen we hulp van twee boeddhistische monniken, die in het klooster op de heuvel wonen en een wandeling om de tempel aan het maken waren. Zij wisten wel een goeie shortcut en zo kwamen we al snel bij de beelden uit, die echt reusachtig zijn. Het was heerlijk rustig in het parkje eromheen maar onze magen knorden intussen; we hadden nog niet ontbeten. We besloten een taxi te nemen naar de grote stoepa van Bouddhanath, waar cafés met mooie dakterrassen zijn. De onderhandelingen met taxichauffeurs gingen alleen niet bepaald soepel. Toen er een wrakkige microbus langskwam met een mannetje erin dat 'bouddha, bouddha' riep, zijn we zonder nadenken ingestapt. Die dingen vervoeren doorgaans alleen locals; telkens als er nieuwe passagiers bij kwamen zag je hun verbazing om die twee westerse vrouwen in hun koekblik. We hebben de halve stad gezien - wat een chaos - en begonnen ons af te vragen of we de bestemming wel goed begrepen hadden. Tot de portierman naar ons gebaarde. Ik dacht dat we eruit moesten maar hij zei droog: 'money'. Of we maar wilden betalen. Vijftig cent kostte het met z'n tweeën en een paar minuten later werden we keurig voor de ingang naar Boudhanath gedropt.

In de microbus.

Ik ben daar vorig jaar ook geweest, het is een geweldige plek. Niet in de laatste plaats omdat je er even bevrijd bent van de niet aflatende stroom taxi's en brommers die de rest van de stad terroriseren. We zijn helemaal om de stoepa heen gelopen, hebben ontbeten met Tibetaanse omelet en heerlijke koffie en kwamen daarna in de achterafstraatjes langs twee boeddhistische kloosters met gompa's, rijk versierde tempels waar de monniken hun puja's (gebedsdiensten) houden. Bij het tweede klooster kwam er een westerse monnik naar ons toe, een Amerikaan die de helft van het jaar hier is, de andere helft in de VS. Hij vroeg of de in de gompa wilden kijken en wenkte een jonge monnik om ons erin te laten.
Het bleek te gaan om het grootste boeddhabeeld van Nepal en het was een bijzondere ervaring om daar opeens voor te staan in die verlaten gompa. We waren er stil van maar de jongen die voor ons had opengedaan had wel zin in een praatje. Hij was negentien, zat al negen jaar in het klooster en kwam oorspronkelijk uit Jomsom. Het tweede huis naast het vliegveld, zei hij, toen hij hoorde dat ik daar geweest ben, daar was hij opgegroeid. En hij vertelde dat ze in het klooster Engels leren, en Nepalees, Chinees, Hindi en nog een paar talen. Na drie jaar Chinese les sprak hij dat nu al beter dan Engels na zeven jaar les in die taal, zei hij. Chinees is namelijk heel makkelijk. Toen we afscheid namen vroeg ik zijn naam - Kurga. Hij zei dat we altijd terug mochten komen.



Het was nog best vroeg maar we hadden wel even genoeg cultuur en religie gesnoven. Na een colaatje op een van de dakterrassen met uitzicht op de grote stoepa zijn we per taxi terug naar het hotel gegaan. Dat ging ook weer niet vanzelf. Tot twee keer toe moest de chauffeur onder de motorkap duiken omdat zijn barrel afsloeg en niet meer wilde starten. Het went al aardig, dat tempo hier. Zolang je maar altijd rekening houdt met het onverwachte en bereid bent je te laten verrassen. En het belangrijkste van alles: laat vooral je horloge thuis.

dinsdag 25 oktober 2011

Zoek de zon op

Hierbij de beloofde zonsopgang.




Tihar

Het belangrijke hindoefeest Tihar is in volle gang. Ons hotel in Kathmandu (waar we sinds vanmiddag weer terug zijn) heeft daarstraks alvast wat versieringen opgehangen. Jammer dat de kamers binnen niet net zo mooi en feestelijk zijn. De onze is echt een gribus. Vorige week hadden we een andere kamer en mijn bed daar rook alsof een lijk er drie dagen in had liggen rotten. Later ontdekte ik dezelfde geur op meer plaatsen in de stad; waarschijnlijk is het een insecten verdelgend middel en dat vind ik een net iets draaglijker gedachte dan die vorige. Al blijven de kakkerlakken vrolijk rondwandelen.


Ik moet er maar aan wennen, ons onderkomen in Barhabise zal waarschijnlijk niet veel beter zijn. Het is Bharat wel gelukt ons in een appartement vlak bij Mero Niwas onder te brengen in plaats van in het guesthouse met de mierensnelweg en de overlopende wc. We krijgen twee kamers in huis bij een Nepalees gezin. Het toilet en misschien ook de badkamer zullen we met ze moeten delen. Hoe dat zal bevallen weet ik nog niet, maar het wordt in elk geval een stuk persoonlijker dan het guesthouse. De eerste nacht op onze werkplek brengen we overigens niet daar door, maar in het traditionele boerderijtje van Bimsen's ouders, bovenop de berg. Inge en ik zijn uitgenodigd om overmorgen bij hen Tihar te komen vieren.

Morgen nog een laatste vrije dag in Kathmandu. Ik ga denk ik eindelijk die apentempel maar eens bekijken.

zondag 23 oktober 2011

In en om Pokhara

Gisterenmiddag zijn we na een lange busreis aangekomen in de tweede stad van Nepal, Pokhara. Het is een plek waarover alle reisgidsen roepen dat het zo'n relaxte uitstraling heeft. Ik ben het daar niet mee eens; word zelf een beetje depri van de dolgedraaide toeristenindustrie hier. We zijn vanochtend om half vijf opgestaan om de zonsopgang te gaan bewonderen bij Sarangkot. Deze is legendarisch, omdat vlak achter Pokhara de achtduizend meter hoge pieken van het Annapurna-massief liggen, met Machapuchare ofwel Fishtail als belangrijkste blikvanger. Toegegeven, het is een mooie berg. Maar als je taxibusje dan in alle vroegte aankomt bij de parkeerplaats voor het uitzichtpunt, staan daar een kaartjesverkoper en honderd andere taxibusjes vol met net zo vroege vogels, die allemaal hetzelfde willen als jij. Je wordt en masse door een steeg vol souvenirwinkeltjes geleid en staat vervolgens met z'n allen drie kwartier klappertandend de zon achter de horizon vandaan te wensen, camera's in de aanslag. En als het grote moment dan aanbreekt roept iedereen oh en ah alsof ze nog nooit eerder het ochtendgloren hebben meegemaakt.
Het is wel mooi hoor, dat donkere silhouet boven een landschap dat langzaam steeds meer detail prijsgeeft. Maar romantiek en privacy zijn ver te zoeken. En door alle opgestoken armen met camera's mis je bijna het hele schouwspel. De helft van de toeschouwers maakt het gebeuren sowieso hoogstens indirect mee, turend op hun display. Hoe deden we dat toch voordat we camera's kregen? Wat moet het toen magisch geweest zijn, die zonsopgang boven Sarangkot. Gewoon zitten en kijken, verder niks. Schitterend, denk ik.


Na deze happening - het was nog steeds erg vroeg - hebben we een wandeling gemaakt in de omgeving. Een landschap van mistige heuvels en rijstvelden, met hier en daar kleine, eenvoudige boerderijtjes. We ontmoetten veel kindjes in uniform, op weg naar school, en ook kinderen die niet naar school gaan, maar op het land werken of uit bedelen worden gestuurd. Er komen hier erg veel toeristen, en dat is aan deze kinderen goed te merken. 'Give me chocolate,' luidt de openingszin steevast. En daarna: 'Give me money.' Of ze smeken je een foto van ze te maken, natuurlijk in ruil voor geld. 'Where you from?' 'What your name?' 'You take picture please?' Zelfs een paar volwassen vrouwen deden dat. En ze namen gretig de lege plastic waterfles aan die we als afval meedroegen. Een paar kleine jongetjes kwamen met: 'You like marihuana?' maar ik denk (en hoop) dat dat meer bluf was dan verkooptechniek.
Terug in Pokhara probeerde ik in een van de vele toeristenwinkeltjes een dunne katoenen broek te vinden; het is hier erg warm. Tevergeefs, want overal hangt dezelfde hippietroep waar buitenlanders die al veel te lang van huis zijn in lopen, liefst in combinatie met een bos rastahaar en een neusbel. In zo'n outfit zul je geen enkele Nepalees zien maar het hoort wel helemaal bij de cultuur van verwilderde globetrotters die hier een tijdje blijven plakken en in Pokhara hun hart kunnen ophalen in het New Amsterdam Cafe, Pokhara Pizza House, Big Bites Fast Food of Mike's Restaurant terwijl ze stoere verhalen uitwisselen met andere wereldburgers. Ik word er persoonlijk een beetje moe van. Het heeft niet veel met Nepal te maken. Of misschien ook wel, want dit land moet het nu eenmaal het voor een groot deel van toeristen hebben. En die zijn stuk voor stuk steenrijk, dus waarom zou je niet je prachtige, unieke zonsopgang duur aan ze verkopen?

Foto's van de toch wel mooie zonsopgang volgen als we weer in Kathmandu zijn; ik heb het snoertje van mijn camera daar laten liggen.

Naschrift:
Terwijl Inge en ik een kopje koffie zaten te drinken op een terras, kwam een stoet demonstranten voorbij in de belangrijkste toeristenstraat van Pokhara. Allemaal vrouwen in traditionele kleding. Ze droegen een spandoek dat ik niet kon ontcijferen, maar volgens Sunita ging het om een protest tegen westerse liederlijkheid. Vooral Israelische toeristes schijnen er erg bloot bij te lopen en hoewel het tonen van je buik hier doodnormaal is, of het geven van borstvoeding midden op straat, zijn blote schouders en korte rokjes uit den boze.


Zelf heb ik een heel keurig traditioneel Nepalees kledingstuk gekocht, decent met lange mouwen en slechts een klein splitje bij de hals. Kijk maar. En nu maar hopen dat ik erin blijf passen, want ik eet drie warme maaltijden per dag.

donderdag 20 oktober 2011

Contrasten

Weer in Kathmandu. Gisterenavond zijn we teruggekomen van een tweedaagse minivakantie naar het noorden. De eerste dag zijn we naar Barhabise gereden, mijn toekomstige standplaats. De reis duurde een uur of vier, eerst door rommelige buitenwijken van Kathmandu en Bhaktapur, daarna langzaam stijgend door groene heuvels en rijstvelden, waar men druk bezig is met de oogst.
De weg is behoorlijk goed, hij is dan ook pas een jaar geleden geasfalteerd. Gelukkig maar, want Inge en ik zullen deze route nog vaak gaan. Ik was erg nieuwsgierig naar Barhabise en hoewel ik er al het een en ander over gelezen had, was het toch totaal anders dan ik me had voorgesteld. Rommeliger en drukker en kleurrijker.

Het plaatsje ligt schitterend, aan de azuurblauwe Bhote Khosi, en is nauwelijks meer dan een langgerekt lint van huizen met kleine winkeltjes beneden. Daar wordt van alles en nog wat verkocht, groente en fruit, kapokmatrassen, antieke meubels, manshoge teddyberen en zelfgenaaide kleding. We reden over de stevige stenen brug tot aan het guesthouse waar ik straks zal wonen en namen voor één nacht onze intrek in een rij lage kamertjes in een bijgebouw. Over mijn bed liep een stoet mieren en al gauw kwamen we erachter dat de wc bij doortrekken rechtstreeks zijn inhoud loosde op de douchevloer, inclusief de bijbehorende geuren. De deur kon niet alleen van binnenuit op slot maar ook van buitenaf, wat ook niet een heel aangenaam gevoel gaf. Het beloofde allemaal nog niet veel goeds voor ons definitieve onderkomen straks, in het guesthouse zelf. Maar Bharat is bezig voor ons een appartement te huren, dichter bij het kinderhuis waar we een deel van de tijd zullen werken. Inge en ik hopen vurig dat dat gaat lukken maar Bharat doet nog geen definitieve uitspraken dus het is voorlopig afwachten.
We hebben na een lunch van noedelsoep een wandeling gemaakt Barhabise uit, de heuvels in aan de andere kant van de rivier. Op een klein boerderijtje bovenop een heuvel wonen daar de ouders van Bimsen, de jongen die het kinderhuis beheert. De wandeling ernaartoe was prachtig, dwars door de rijstvelden. Al na een kwartier werden we ingehaald door een groepje kinderen. Het bleken Bimsen, die we nog niet eerder hadden ontmoet, en drie van de meisjes uit het kinderhuis. De meisjes stelden zich giechelend voor en voor ik het wist had er een, met een rond gezichtje en een mooie felgekleurde kurta aan, mijn hand gepakt. Ze begon opgetogen tegen me te praten in heel behoorlijk Engels. Terwijl we de berg op klommen heeft deze Sunita mijn hand een uur lang niet meer losgelaten, liedjes voor me gezongen, verteld dat ze in haar dromen in Nederland is geweest. Toen we even uitrustten van de klim in de schaduw van een pipalboom begon ze zomaar ineens dat ze haar vader mist, die in India woont en die ze maar eens in de twee à drie jaar ziet. Dat ze zelf ook in India geboren is, waar haar moeder stierf toen ze pas één jaar oud was. Dat ze nog ergens een jonger zusje heeft, dat is meegenomen door andere mensen zodat ze elkaar bijna nooit zien. Ze sloot haar levensverhaal af met: Over een paar jaar is mijn vader oud en dan moet ik de verantwoordelijkheid dragen. Zelf is ze vijftien.

Later kwamen we aan bij Bimsen's huis. Zijn ouders zijn tandeloze besjes hoewel hij volgens mij niet veel ouder is dan twintig. Hij is een lange, dunne sliert, die me met een stalen gezicht rauwe sojabonen liet eten (vies) en daarna met een klein lachje zei: Je moet ze eerst koken. Zijn moeder zette ons de gekookte variant voor en ook popcorn en thee. De meiden van het huis haalden met een paar jongetjes pomelo's van de bomen bij het huis en pelden met scherpe ronde messen het vluchtvlees eruit. Even later kwamen ze ons een schaal daarvan presenteren, vermengd met rode pepers. Het spul was bloedheet maar ze staken er rustig handenvol van in hun mond.
Op weg naar beneden passeerden ons telkens in rood geklede vrouwen die met balen rijst op hun nek van het land kwamen. Er wordt druk geoogst, je zag overal in de velden rijen van die rode stipjes bewegen. Wij trokken ook bekijks; er komen in de streek rond Barhabise amper toeristen. Kleinere kinderen waren bang, de grotere kwamen hard naar ons toe gerend; op zeker moment stormde een hele schoolklas de heuvel af om ons te bezichtigen.
De moeder van Bimsen; ik weet niet zeker of die meneer zijn vader is.

We waren bijna terug in het dorp toen een van de meisjes, Sunna, ons voorging een gebouw in. Ik vroeg haar wat hier was en ze zei: This is Mero Niwas. 'Het kinderhuis?' vroeg ik. Ja, dit was hun huis, de plek waar ik de komende maanden veel tijd zal doorbrengen. Terwijl de avond viel over Barhabise hebben we thee gedronken op het dak, een van de aunties ontmoet (de vrouwen die koken en de was doen) en een paar van de meisjes hebben het nieuwe Nepalese volkslied voor ons gezongen. De meeste kinderen waren er nu niet, ze zijn bij hun familie omdat het de hele periode van Dasain tot en met Tihar (twee belangrijke feesten) vakantie is. Er woont maar één echte wees in het huis, de rest heeft één ouder, die niet voor ze kan zorgen.
Na de thee zijn we in het donker teruggelopen naar ons guesthouse aan de hoofdstraat. Hoewel er geen straatverlichting was, was het plaatsje rond dit uur nog behoorlijk bedrijvig. Een troep honden rende heen en weer en er was nog veel vrachtverkeer. In ons kamertje hadden de mieren hun snelweg over mijn bed inmiddels verplaatst naar elders en ik heb onverwacht heerlijk geslapen.
Van de hel naar de hemel is wat zwaar uitgedrukt, maar het contrast tussen de eerste en de tweede dag van onze trip langs de Bhote Khosi was toch aanzienlijk. We zijn zonder ontbijt op de bus gestapt naar The Last Resort, een luxe vakantieoord aan de rivier, een aantal kilometers verder naar het noorden. Hier stond een ontbijtbuffet voor ons klaar, waarna Martijn en Rosanna zich opmaakten voor respectievelijk hun bungeejump en hun swingjump. De rest van de groep heeft toegekeken hoe die twee zich met doodsverachting in de diepte stortten van de op een na hoogste hangbrug in heel Azië. Alleen ernaar kijken vond ik al behoorlijk bloedstollend.
Toen ze allebei weer heelhuids bij ons waren teruggekeerd zijn we langs de weg een stuk teruggelopen naar weer een ander resort, Borderlands, en hebben daar onze intrek genomen voor een luie middag en een luxe overnachting. Een tropisch paradijsje vol exotische vlinders, bamboebossen en bijzondere bloemen. Een prachtig aangelegd parklandschap met comfortabele zitjes en grote, luxueuze tenten om straks in te slapen. De douches waren met groen overwoekerde huisjes zonder dak, zodat je onder de warme stralen naar de lucht kon kijken. Wat een heerlijkheid! Maar wel een raar idee dat onmiddellijk voorbij de poort van het resort de armoe alweer begint, en dat ook wij het de komende tijd zonder enige luxe zullen moeten stellen. Een warme douche zal al mooi zijn en al het andere is meegenomen.
Vandaag hebben we weer Nepalese les en morgen gaan we voor drie nachten naar Pokhara op nog zo'n minivakantie. En daarna sta ik waarschijnlijk te popelen om eindelijk te gaan doen waarvoor ik hier gekomen ben: lesgeven!

To raft or not to raft

Vooraf heb ik hard geroepen: ik ga niet raften! Maar eenmaal hier is alles anders en besluit je dan toch te gaan. En dan blijkt het helemaal geweldig te zijn.
De instructeur had een tekenfilmaccent. Sit proopely. Geet rady. Efy wan right. Gelukkig brulde Inge als zijn second in command alle aanwijzingen nog eens duidelijk na zodat we al gauw een geolied team waren. We hebben zelfs een paar Nepalese toeristen helpen redden nadat hun vlot tegen een grote steen was omgeslagen. Ze konden niet zwemmen. Ik voelde me ontzettend stoer!




maandag 17 oktober 2011

Back to school

Mr. Shopkeeper, do you have Nepalese knife? Dat is een van de meer eigenaardige zinnetjes in het boekje met handig Nepalees voor beginners dat we gisteren kregen uitgereikt op onze eerste lesdag. We zaten al om negen uur 's ochtends in 1902, een restaurant met aziatische tuin bij ons hotel om de hoek. Eerst kregen we ontbijt (aardappels, fried rice, chapati, boontjes enzovoort) en daarna gaf Bharat, de vrijwilligerscoördinator van Cross Borders, ons een introductie over de lokaties waar CB werkt en over de doelstellingen van de organisatie. Daarna kwamen de do's en dont's van het vrijwilligerschap aan bod. De dont's zijn het interessants, cultureel gezien. Niet met een vinger wijzen. Kinderen niet op hun hoofd aanraken. Niet over iemands benen stappen. Niemand met je voeten aanraken. Niets met je linkerhand aangeven. Dat laatste vergeet ik nog voortdurend als ik iets afreken maar ik geloof niet dat iemand er aanstoot aan neemt.
De Nepalese les die we 's middags kregen was erg nuttig, al liep bij de meesten na een uurtje het hoofd al om. Ik was blij dat ik thuis al wat voorwerk had gedaan; merkte dat ik de basis al aardig beheers. Maar dat van dat mes ga ik voorlopig niet uit mijn hoofd leren. Ik hoef geen Nepalees mes. Hoewel, misschien begrijp ik over een tijdje opeens waar ik zo'n ding voor nodig zou kunnen hebben en de reden waarom deze zin in het boekje staat. Een heleboel andere zinnen waren wel handig om nu al te kennen; Volg me niet! Dat heb ik niet nodig! Erg handig hier in Thamel, waar we voortdurend aangeklampt worden met allerlei toeristische rommel. Tijgerbalsem of Nepalese messen bijvoorbeeld. Eén zin heb ik meteen in gebruik genomen toen we in de pauze na de eerste les Nepalees geld gingen pinnen bij een ATM. De bewaker vroeg in het Nepalees uit welk land kwamen. Mijn antwoord, Mero desh Holland ho, deed hem prompt in de houding springen en salueren. Holland, veerie good!
Vandaag hadden we weer les, van Hedda, de Nederlandse coördinator van Stichting Veldwerk. Ze vertelde in de ochtend het een en ander over ons werk hier en over de Nepalese cultuur. Het Nepalese schoolsysteem werd doorgenomen en daarna kwam het spannendste deel: de proefles. Die hield in dat we om de beurt, na een korte voorbereiding, in het Engels een onderwerp moesten bespreken alsof we al voor de klas stonden. Ik kreeg het op slag Spaans benauwd want hoewel ik de TEFL-cursus op internet braaf (bijna) voltooid heb, is mijn praktische leservaring nul. Inge, een doorgewinterde onderwijzeres, beet het spits af en maakte er meteen een showtje van. Dat maakte het nog enger om zelf voor de 'klas' te gaan staan. Mijn thema was kleuren en ik zat in eerste instantie met de handen in het haar maar met behulp van wat kledingstukken en kleurige bloemen die op het terras in potten stonden lukte het me uiteindelijk om een aardig interactieve en visuele les te geven. Wat een opluchting! Ik, die de mondelinge tentamens tijdens mijn studie met veel herhalingen ben doorgestruikeld, die altijd een boei kreeg bij elke spreekbeurt, stond hier (al zeg ik het zelf) mijn verhaal te doen alsof ik het al jaren doe. Dit mag verwaand klinken maar ik was vooral nogal verbaasd hoe makkelijk het me af ging. Heb ik mijn nieuwe roeping gevonden of is het daarvoor nog te vroeg? Niet te hard van stapel lopen maar. Dit was immers pas dag nul en mijn leerlingen waren mijn welwillende groepsgenoten. Maar toch, watch this space, zou ik zeggen.

Morgen gaan we voor drie dagen naar Barhabise, mijn toekomstige werkplek. Het werk start pas later, eerst gaan we een minitrekking doen en raften. En Martijn gaat als enige bungeejumpen. Ik zou nog uren kunnen vertellen over wat ik al allemaal gezien en meegemaakt heb, maar morgen moeten we om zes uur op en ik moet mijn tas nog inpakken. Dus voor nu shubharaatri, en morgen gezond weer op.

zondag 9 oktober 2011

Lokta

Ter voorbereiding op mijn verblijf heb ik al heel wat boeken en reisgidsen over Nepal doorgebladerd. De meeste hebben over de plaats van mijn bestemming niets te melden. De Rough Guide Nepal besteedt er een paar woorden aan: "Barhabise, just beyond Lamosangu, straddles the river on either side of a hefty bridge and is the last town of any size before the border. Its bazaar is little more than a line of open shop fronts selling daal baath and Chinese goods, but the area around is still a traditional centre for the production of lokta paper, which is made of the bark of a type of shrub that's native to the hills above; you can visit any of the local operations, which are easily recognized by their rows of frames tilded to dry in the sun."

Veel wijzer word ik er nog niet van, maar dat van dat papier ben ik nog nergens anders tegengekomen en het intrigeert me. Dus ben ik - bij gebrek aan echt nieuws - maar eens wat gaan googlen.
Hierbij dus alvast een stukje lokale cultuur van horen zeggen, waarvan ik hoop dat het nog echt bestaat. Die reisgids is immers ook al weer tien jaar geleden geschreven.


Daphne papyracea

In Barhabise en de omliggende dorpen wordt al honderden jaren het traditionele lokta-papier gemaakt. De grondstof hiervoor is de bast van de Daphne papyracea (kagaj pate in het Nepalees), een giftige struik die in bepaalde delen van de Himalaya groeit op een hoogte tussen 2000 en 3000 meter. De struik bloeit met witte bloemen die een zoete geur afgeven.

Aan het productieproces komen geen machines te pas. De bast wordt met de hand verzameld (waarna de struik binnen een paar jaar regenereert), met een scherp mes schoon gesneden en in kleine stukjes gehakt. De stukjes worden geweekt en daarna in grote olietonnen gekookt in water met soda. Tot slot wordt het mengsel tot pulp geslagen. De pulp wordt in houten ramen gegoten en in de zon te drogen gelegd.

Lokta is met zijn lange vezels heel sterk, duurzaam en waterbestendig. Bovendien is het ongevoelig voor schimmels en papier etende insecten zoals zilvervisjes. Het hoeft dan ook niet te verbazen dat de Nepalese overheid dit speciale papier gebruikt voor al haar officiële documenten. Tot aan de Chinese inval in Tibet in 1959 werd lokta-papier ook naar dat land verhandeld, om in de kloosters beschreven of bedrukt te worden met religieuze teksten.
De heilige boeddhistische tekst Karanya Buha Sutra, die bewaard wordt in het Nationale Archief in Kathmandu, is geschreven op lokta-papier in het Lichchhavi-schrift, dat gebruikt werd tussen de eerste en negende eeuw na Christus. Het papier is dus minstens elfhonderd jaar oud en wellicht nog veel ouder.

Nepalees overheidsdocument

Behalve om op te schrijven, wordt lokta ook nog steeds gebruikt als verpakkingsmiddel voor wierook, specerijen en geneesmiddelen, omdat het de kracht ervan zou vasthouden. Tegenwoordig doet het papier het ook goed in de souvenirwinkeltjes in Thamel, de toeristische wijk van Kathmandu.