Het is de derde dag van Tihar, het lichtjesfeest; dit is de dag van de koeien. Die dieren zijn altijd al heilig en kuieren gewoon tussen het verkeer op straat, maar vandaag worden ze extra in de watten gelegd. We zagen vanochtend bijvoorbeeld een koe die meel met munten erin te eten kreeg. Normaal gesproken worden de kraaien en de honden op de eerste en de tweede dag van het festival geëerd, maar dit jaar vielen die dagen samen. Er lopen sinds gisteren heel wat honden rond met een bloemenkrans om hun nek en een tika (rode stip) op hun voorhoofd. Ook de ontzettend schurftige zwerfhonden die leven van het afval dat langs de straten opgehoopt ligt.
De koe die munten eet.
Ik was vanochtend samen met Inge al heel vroeg op weg naar de apentempel, Swayambunath, op een heuvel aan de oostkant van de stad, toen een hond achter ons aan begon te lopen en niet meer weg te krijgen was. Hij volgde ons op de voet tot bijna helemaal bij de poort naar de tempel en we werden er een beetje zenuwachtig van. Gelukkig werd hij uiteindelijk afgeleid door de drukte rond de poort. Toen we bijna alle trappen beklommen hadden werden we aangehouden door een streng kijkend mannetje; toeristen moeten entree betalen. Ik liet mijn vrijwilligerspas zien en die heeft hij wel tien minuten besluiteloos staan bestuderen terwijl wij zittend op een bankje afwachtten of hij ons korting zou geven. Inge toverde daarna nog een ander interessant uitziend pasje tevoorschijn en toen mocht zij opeens gratis naar binnen; ik moest gewoon betalen.
Swayambunath is een mengeling van boeddhistische en hindoeïstische tempels en beelden. Het wordt de apentempel genoemd omdat er een hele kolonie apen huist. Eerst zagen we er maar een paar en probeerden ermee op de foto te gaan. Dat lukte maar half want we durfden er niet te dichtbij te gaan staan. Verderop zagen we waar de rest van het stel zat: opeens rende een enorme troep apen onze kant op zodat we er aan alle kanten door omringd werden. Dat vonden we weer van veel van het goeie want ze zijn niet echt aaibaar.
Op zoek naar drie enorme gouden beelden aan de andere kant van het complex kregen we hulp van twee boeddhistische monniken, die in het klooster op de heuvel wonen en een wandeling om de tempel aan het maken waren. Zij wisten wel een goeie shortcut en zo kwamen we al snel bij de beelden uit, die echt reusachtig zijn. Het was heerlijk rustig in het parkje eromheen maar onze magen knorden intussen; we hadden nog niet ontbeten. We besloten een taxi te nemen naar de grote stoepa van Bouddhanath, waar cafés met mooie dakterrassen zijn. De onderhandelingen met taxichauffeurs gingen alleen niet bepaald soepel. Toen er een wrakkige microbus langskwam met een mannetje erin dat 'bouddha, bouddha' riep, zijn we zonder nadenken ingestapt. Die dingen vervoeren doorgaans alleen locals; telkens als er nieuwe passagiers bij kwamen zag je hun verbazing om die twee westerse vrouwen in hun koekblik. We hebben de halve stad gezien - wat een chaos - en begonnen ons af te vragen of we de bestemming wel goed begrepen hadden. Tot de portierman naar ons gebaarde. Ik dacht dat we eruit moesten maar hij zei droog: 'money'. Of we maar wilden betalen. Vijftig cent kostte het met z'n tweeën en een paar minuten later werden we keurig voor de ingang naar Boudhanath gedropt.
In de microbus.
Ik ben daar vorig jaar ook geweest, het is een geweldige plek. Niet in de laatste plaats omdat je er even bevrijd bent van de niet aflatende stroom taxi's en brommers die de rest van de stad terroriseren. We zijn helemaal om de stoepa heen gelopen, hebben ontbeten met Tibetaanse omelet en heerlijke koffie en kwamen daarna in de achterafstraatjes langs twee boeddhistische kloosters met gompa's, rijk versierde tempels waar de monniken hun puja's (gebedsdiensten) houden. Bij het tweede klooster kwam er een westerse monnik naar ons toe, een Amerikaan die de helft van het jaar hier is, de andere helft in de VS. Hij vroeg of de in de gompa wilden kijken en wenkte een jonge monnik om ons erin te laten.
Het bleek te gaan om het grootste boeddhabeeld van Nepal en het was een bijzondere ervaring om daar opeens voor te staan in die verlaten gompa. We waren er stil van maar de jongen die voor ons had opengedaan had wel zin in een praatje. Hij was negentien, zat al negen jaar in het klooster en kwam oorspronkelijk uit Jomsom. Het tweede huis naast het vliegveld, zei hij, toen hij hoorde dat ik daar geweest ben, daar was hij opgegroeid. En hij vertelde dat ze in het klooster Engels leren, en Nepalees, Chinees, Hindi en nog een paar talen. Na drie jaar Chinese les sprak hij dat nu al beter dan Engels na zeven jaar les in die taal, zei hij. Chinees is namelijk heel makkelijk. Toen we afscheid namen vroeg ik zijn naam - Kurga. Hij zei dat we altijd terug mochten komen.
Het was nog best vroeg maar we hadden wel even genoeg cultuur en religie gesnoven. Na een colaatje op een van de dakterrassen met uitzicht op de grote stoepa zijn we per taxi terug naar het hotel gegaan. Dat ging ook weer niet vanzelf. Tot twee keer toe moest de chauffeur onder de motorkap duiken omdat zijn barrel afsloeg en niet meer wilde starten. Het went al aardig, dat tempo hier. Zolang je maar altijd rekening houdt met het onverwachte en bereid bent je te laten verrassen. En het belangrijkste van alles: laat vooral je horloge thuis.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten