donderdag 20 oktober 2011

Contrasten

Weer in Kathmandu. Gisterenavond zijn we teruggekomen van een tweedaagse minivakantie naar het noorden. De eerste dag zijn we naar Barhabise gereden, mijn toekomstige standplaats. De reis duurde een uur of vier, eerst door rommelige buitenwijken van Kathmandu en Bhaktapur, daarna langzaam stijgend door groene heuvels en rijstvelden, waar men druk bezig is met de oogst.
De weg is behoorlijk goed, hij is dan ook pas een jaar geleden geasfalteerd. Gelukkig maar, want Inge en ik zullen deze route nog vaak gaan. Ik was erg nieuwsgierig naar Barhabise en hoewel ik er al het een en ander over gelezen had, was het toch totaal anders dan ik me had voorgesteld. Rommeliger en drukker en kleurrijker.

Het plaatsje ligt schitterend, aan de azuurblauwe Bhote Khosi, en is nauwelijks meer dan een langgerekt lint van huizen met kleine winkeltjes beneden. Daar wordt van alles en nog wat verkocht, groente en fruit, kapokmatrassen, antieke meubels, manshoge teddyberen en zelfgenaaide kleding. We reden over de stevige stenen brug tot aan het guesthouse waar ik straks zal wonen en namen voor één nacht onze intrek in een rij lage kamertjes in een bijgebouw. Over mijn bed liep een stoet mieren en al gauw kwamen we erachter dat de wc bij doortrekken rechtstreeks zijn inhoud loosde op de douchevloer, inclusief de bijbehorende geuren. De deur kon niet alleen van binnenuit op slot maar ook van buitenaf, wat ook niet een heel aangenaam gevoel gaf. Het beloofde allemaal nog niet veel goeds voor ons definitieve onderkomen straks, in het guesthouse zelf. Maar Bharat is bezig voor ons een appartement te huren, dichter bij het kinderhuis waar we een deel van de tijd zullen werken. Inge en ik hopen vurig dat dat gaat lukken maar Bharat doet nog geen definitieve uitspraken dus het is voorlopig afwachten.
We hebben na een lunch van noedelsoep een wandeling gemaakt Barhabise uit, de heuvels in aan de andere kant van de rivier. Op een klein boerderijtje bovenop een heuvel wonen daar de ouders van Bimsen, de jongen die het kinderhuis beheert. De wandeling ernaartoe was prachtig, dwars door de rijstvelden. Al na een kwartier werden we ingehaald door een groepje kinderen. Het bleken Bimsen, die we nog niet eerder hadden ontmoet, en drie van de meisjes uit het kinderhuis. De meisjes stelden zich giechelend voor en voor ik het wist had er een, met een rond gezichtje en een mooie felgekleurde kurta aan, mijn hand gepakt. Ze begon opgetogen tegen me te praten in heel behoorlijk Engels. Terwijl we de berg op klommen heeft deze Sunita mijn hand een uur lang niet meer losgelaten, liedjes voor me gezongen, verteld dat ze in haar dromen in Nederland is geweest. Toen we even uitrustten van de klim in de schaduw van een pipalboom begon ze zomaar ineens dat ze haar vader mist, die in India woont en die ze maar eens in de twee à drie jaar ziet. Dat ze zelf ook in India geboren is, waar haar moeder stierf toen ze pas één jaar oud was. Dat ze nog ergens een jonger zusje heeft, dat is meegenomen door andere mensen zodat ze elkaar bijna nooit zien. Ze sloot haar levensverhaal af met: Over een paar jaar is mijn vader oud en dan moet ik de verantwoordelijkheid dragen. Zelf is ze vijftien.

Later kwamen we aan bij Bimsen's huis. Zijn ouders zijn tandeloze besjes hoewel hij volgens mij niet veel ouder is dan twintig. Hij is een lange, dunne sliert, die me met een stalen gezicht rauwe sojabonen liet eten (vies) en daarna met een klein lachje zei: Je moet ze eerst koken. Zijn moeder zette ons de gekookte variant voor en ook popcorn en thee. De meiden van het huis haalden met een paar jongetjes pomelo's van de bomen bij het huis en pelden met scherpe ronde messen het vluchtvlees eruit. Even later kwamen ze ons een schaal daarvan presenteren, vermengd met rode pepers. Het spul was bloedheet maar ze staken er rustig handenvol van in hun mond.
Op weg naar beneden passeerden ons telkens in rood geklede vrouwen die met balen rijst op hun nek van het land kwamen. Er wordt druk geoogst, je zag overal in de velden rijen van die rode stipjes bewegen. Wij trokken ook bekijks; er komen in de streek rond Barhabise amper toeristen. Kleinere kinderen waren bang, de grotere kwamen hard naar ons toe gerend; op zeker moment stormde een hele schoolklas de heuvel af om ons te bezichtigen.
De moeder van Bimsen; ik weet niet zeker of die meneer zijn vader is.

We waren bijna terug in het dorp toen een van de meisjes, Sunna, ons voorging een gebouw in. Ik vroeg haar wat hier was en ze zei: This is Mero Niwas. 'Het kinderhuis?' vroeg ik. Ja, dit was hun huis, de plek waar ik de komende maanden veel tijd zal doorbrengen. Terwijl de avond viel over Barhabise hebben we thee gedronken op het dak, een van de aunties ontmoet (de vrouwen die koken en de was doen) en een paar van de meisjes hebben het nieuwe Nepalese volkslied voor ons gezongen. De meeste kinderen waren er nu niet, ze zijn bij hun familie omdat het de hele periode van Dasain tot en met Tihar (twee belangrijke feesten) vakantie is. Er woont maar één echte wees in het huis, de rest heeft één ouder, die niet voor ze kan zorgen.
Na de thee zijn we in het donker teruggelopen naar ons guesthouse aan de hoofdstraat. Hoewel er geen straatverlichting was, was het plaatsje rond dit uur nog behoorlijk bedrijvig. Een troep honden rende heen en weer en er was nog veel vrachtverkeer. In ons kamertje hadden de mieren hun snelweg over mijn bed inmiddels verplaatst naar elders en ik heb onverwacht heerlijk geslapen.
Van de hel naar de hemel is wat zwaar uitgedrukt, maar het contrast tussen de eerste en de tweede dag van onze trip langs de Bhote Khosi was toch aanzienlijk. We zijn zonder ontbijt op de bus gestapt naar The Last Resort, een luxe vakantieoord aan de rivier, een aantal kilometers verder naar het noorden. Hier stond een ontbijtbuffet voor ons klaar, waarna Martijn en Rosanna zich opmaakten voor respectievelijk hun bungeejump en hun swingjump. De rest van de groep heeft toegekeken hoe die twee zich met doodsverachting in de diepte stortten van de op een na hoogste hangbrug in heel Azië. Alleen ernaar kijken vond ik al behoorlijk bloedstollend.
Toen ze allebei weer heelhuids bij ons waren teruggekeerd zijn we langs de weg een stuk teruggelopen naar weer een ander resort, Borderlands, en hebben daar onze intrek genomen voor een luie middag en een luxe overnachting. Een tropisch paradijsje vol exotische vlinders, bamboebossen en bijzondere bloemen. Een prachtig aangelegd parklandschap met comfortabele zitjes en grote, luxueuze tenten om straks in te slapen. De douches waren met groen overwoekerde huisjes zonder dak, zodat je onder de warme stralen naar de lucht kon kijken. Wat een heerlijkheid! Maar wel een raar idee dat onmiddellijk voorbij de poort van het resort de armoe alweer begint, en dat ook wij het de komende tijd zonder enige luxe zullen moeten stellen. Een warme douche zal al mooi zijn en al het andere is meegenomen.
Vandaag hebben we weer Nepalese les en morgen gaan we voor drie nachten naar Pokhara op nog zo'n minivakantie. En daarna sta ik waarschijnlijk te popelen om eindelijk te gaan doen waarvoor ik hier gekomen ben: lesgeven!

3 opmerkingen:

  1. Ha MJ, even een berichtje om je te laten weten dat ik op ons kantoor, onder het genot van een bruine boterham met extra pure chocoladepasta, jouw blog heb zitten lezen. Maar dat zal jou op dit moment waarschijnlijk totaal surrealistisch in de oren klinken. Keep on writing! x

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Ha Annemiek,
    En ik zit onder een sluiter van tropische planten in de zon voor ons hotel in Pokhara, tegenover het hotel van vorig jaar en nog een tikje beter. Genieten! Ik zou haast vergeten waarvoor ik hier ben want tot nu toe is het vooral vakantie.

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Wat is er mis met genieten, zou ik zeggen? ;-)

    BeantwoordenVerwijderen