zaterdag 31 december 2011

Fietsles

Soms is het allemaal heel simpel. De kinderen van Mero Niwas kunnen gebiologeerd kijken hoe ik mijn donsjas uit zijn eigen jaszak tover en hem er vervolgens weer hocus pocus pilatus pas in terug prop. Je geeft ze een pot met plastic kralen en ze staan er wel een half uur lang bewonderend in te graaien, oh en ah roepend bij alles dat net iets harder glimt dan de rest.

Vandaag waren ze vrij van school, tijd dus voor het uitvoeren van een plannetje waar Inge en ik al een tijd mee rondliepen. In het dorp kun je fietsen huren, al met al maar een stuk of tien, heel erg krakkemikkig en geen twee zijn hetzelfde. Het kost dertig cent per uur; soms rijden opgeschoten jongetjes met z'n drieën tegelijk op zo'n ding door het dorp. Onze kinderen kijken ze dan verlangend na. Ze vinden fietsen heel stoer maar zelf hebben ze er geen en de meesten kunnen niet eens fietsen.
We hebben vanochtend drie fietsen gehuurd, in verschillende maten, en zijn toen met zijn allen naar het vlakke terreintje naast de Sun Khosi School gelopen. Daar konden we mooi oefenen zonder door een bus of vrachtwagen geschept te worden.












Sommigen kregen het al snel een beetje onder de knie, maar ik denk dat Inge en ik morgen wel allebei spierpijn zullen hebben van het rechtop houden van zwabberende kinderfietsjes. Het nieuwe brilletje van Kritan moest steeds af als hij aan de beurt was. Zijn moeder vermoordt hem als er iets mee gebeurt. Rajesh was de enige die al echt kon fietsen. Hij heeft met alle meiden om beurten voorop rondjes gereden. Ze gilden het uit.

Halverwege de middag was het feest voorbij, de kinderen waren helemaal afgepeigerd en wij ook. Dus hebben we nog maar een keer dezelfde DVD met ze gekeken die Inge vorige week voor ze had meegenomen: Highschool Musical, een commerciële draak van de bovenste plank. Maar de kinderen vonden hem ook de tweede keer weer prachtig, al hoefde Suraj deze keer niet meer te huilen omdat het einde zo romantisch was.

donderdag 29 december 2011

Dagje Sankhu

Donderdag 29 december

Gisterenochtend de bus naar Sankhu genomen om Hamro Gaun te zien en ook het klooster waar Anja werkt. Alleen voelde ik al terwijl ik naar Ratna Park Bus Station liep de vermoeidheid toeslaan; heb nog lang niet de energie terug waarop ik normaalgesproken kan vertrouwen. Maar ik voorzie dat er later geen tijd meer zal zijn voor Sankhu, dus ben ik toch maar op de bus gestapt. Die zat natuurlijk al gauw weer propvol maar het was gelukkig niet heel ver, anderhalf uur rijden. Sankhu is een plaats met veel mooie oude huizen vol houtsnijwerk. Het is er verder net zo vies en verveloos als in Barhabise maar die huizen maken veel goed.

Sankhu.

Je moet het hele dorp door om in Hamro Gaun Eco Village te komen, dat er iets buiten ligt, tussen de rijstterrassen aan de voet van de heuvels. Dit project is het troetelkind van Rene en de trots van Stichting Veldwerk. Hij heeft er vele jaren werk in zitten en is nog altijd een groot deel van zijn tijd kwijt aan het overeind houden van de bestaande faciliteiten en het uit de grond stampen van nieuwe. Ik werd ontvangen door collegavrijwilligster Elly, die lesgeeft op het Day Care Center. We hebben samen haar computerklasje gegeven (op kindercomputers met een educatief programma) aan drie kleine meisjes. Ze moesten optelsommetjes maken maar dat ging ze nog niet al te best af. Deze kinderen zijn voor ze in het DCC terechtkwamen nooit naar school geweest; ze komen uit zeer arme gezinnen en hebben de aansluiting met een normale school totaal gemist. Ze moeten helemaal bij de basis beginnen, ook al zijn ze al acht of negen. Ik heb de negenjarige Nirjala geholpen: ze telde niet op haar vingers maar op haar vingerkootjes. Daar heb je er natuurlijk veel meer van dus dat was wel zo handig.

Elly bij het Day Care Center.

Na de les heeft Elly me kort rondgeleid door de rest van Hamro Gaun: een ecoboerderij in aanbouw (Rene kwam er stoffig uit een gat gekropen, druk aan het werk), een waterfilterinstallatie, een champignonkwekerij, een biologische moestuin met kassen en natuurlijk het weeshuis waar het ooit allemaal mee begonnen is. De gebouwen waren geweldig mooi, zeker voor Nepalese begrippen. Het is alleen jammer dat er van alles kapot gaat en verkeerd loopt zodra Rene er even niet is om alles in goede banen te leiden. De arme man slaapt er momenteel in een donker, vochtig en ijskoud hok met zand op de vloer. Als de boerderij straks af is, neemt hij er zijn intrek op zolder maar dat gaat nog wel even duren. Hij verzuchtte laatst dat het tijd wordt om een opvolger te zoeken. Ik denk niet dat er veel mensen rondlopen die net zoveel tomeloze energie bezitten als hij en net zoveel drive, en die bereid zijn zichzelf weg te cijferen en hun leven aan dit land op te offeren zoals hij dat al twaalf jaar doet.

De ecoboerderij in aanbouw.

Elly moest terug naar haar lessen, ik heb afscheid genomen en ben op weg gegaan naar het klooster waar Anja lesgeeft. Ik kon het vanaf Hamro Gaun zien liggen, een stuk boven Sankhu. De zon scheen heet en het was een steile klim naar boven. Halverwege werd ik vanaf het dak van een huis toegezwaaid door een dikke, harige, halfblote man. Hij zat duidelijk om een praatje verlegen. Where you from? schreeuwde hij al van een afstand. Holland, zei ik. Me from Italy. Ik vroeg wat hij hier deed. Nothink, zei hij, zijn armen verontschuldigend spreidend. Only relax. En dat al vijf jaar.
Op weg naar boven had ik pap in de benen en toen ik bij het klooster aankwam was ik helemaal uitgeput. Anja zwaaide vanaf een balkon, ze was bezig met de les. Vijf jonge monnikjes die continu giechelend over elkaar heen buitelden terwijl ze antwoord gaven op haar vragen. De zon scheen door de ramen op hun rode gewaden. Het zag er gezellig uit.
De volgende les was een privéles aan een van de oudere monniken, Karma Tachin, een Tibetaan. Ik mocht erbij zitten in zijn kamertje en we hebben er een conversatieles van gemaakt. Hij zette ons Tibetaanse thee voor en een zak smakelijke deegslierten. Daarna liet hij foto's zien, van zijn dorp in Tibet, van yaks en van het Potalapaleis in Lhasa. De laatste keer dat hij er geweest was, vorig jaar, had hij een visum voor twee weken gekregen. Een visum om op bezoek te mogen in zijn eigen geboorteland. Als ik er binnenkort naartoe ging, kon ik dan nog een foto voor hem maken van het Potalapaleis?

Anja met een klasje monnikjes.

Karma Tachin met Anja.

Na de thee met de andere monniken heeft Anja nog de kortgeknipte hoofden van alle jongetjes behandeld met een blauw goedje dat zou moeten helpen tegen de hardnekkige hoofdschimmel waar ze allemaal mee rondlopen. Toen ze klaar was zagen ze eruit of ze met hun hoofden in een inktpot waren gedoopt.

De antischimmelbehandeling.

We zijn in de avondschemering teruggelopen naar het dorp, waar het vrijwilligersappartement staat. Boodschappen gedaan, voor het eerst in ruim twee maanden zelf gekookt (pompoensoep), nog even bij kaarslicht een stukje getypt en daarna naar bed. Er was plek zat in het appartement, Anja zit er momenteel alleen. Had voorafgaand aan dit bezoek het idee dat ik hier wel een keer terug zou willen komen voor nog eens drie maanden, om les te geven in het klooster van Anja. Nu ik het gezien heb weet ik dat niet meer zo zeker. Betwijfel of ik het er lang zou uithouden, het is wel erg eenzaam.
Vanochtend ging Anja al voor dag en dauw op weg naar haar klooster voor weer een lange dag lesgeven. Ik heb de bus terug naar Kathmandu genomen. Nog één rustig dagje daar en dan morgen eindelijk weer naar Barhabise. Ik heb er zin in. Ben nog ruim drie weken in dit land en toch bekruipt me telkens het gevoel dat het er al bijna op zit. Het afscheid nemen is begonnen.

woensdag 28 december 2011

Pennen en potloden

Dinsdag was een leuke maar erg vermoeiende dag. Na het ontbijt heb ik eerst met Lisa een paar hotelkamers bezichtigd (we geven Inge als verjaardagscadeau een luxe overnachting met haar vriend, die binnenkort overkomt), daarna koffie gedronken bij Himalayan Java, onze vaste stek, met Inge en Martijn. Inge baalde, ze had net weer een vergeefse poging gedaan om met de bus naar Barhabise terug te keren, maar het busstation was leeg: er was weer eens banda en er reed niks.
Had om half 2 met Raby afgesproken, de jongere broer van Jit. Hij woont en studeert al een paar jaar in Kathmandu, een stoere stadsjongen. In een druk straatje met kleine kantoorboekhandeltjes hebben we samen voor een prikkie een berg schoolspullen aangeschaft. Jit had op mijn verzoek een hele verlanglijst gemaakt voor de 74 kinderen van zijn school: schriftjes (ik heb er voor elk kind vijf gekocht, à tien cent) en verder pennen, potloden, gummen, passersets en schoolatlassen. Ik heb er twee woordenboeken bij gedaan en een paar schoolplaten met het Engelse en het Nepalese alfabet voor aan de muur. Het was een hele vracht bij elkaar, ik heb quantumkorting gevraagd en gekregen. De winkelier beloofde het hele pakket om 5 uur 's middags stevig ingepakt voor ons klaar te hebben.


Aangezien we dus een paar uur hadden stuk te slaan, heb ik Raby eerst even meegenomen voor koffie en taart. Daarna hebben we een beetje lopen sightsee-en en wilde hij me graag laten zien waar hij woont, in de buurt van de apentempel. Sinds een klein jaar heeft hij een betere kamer in een wat minder onaangename buurt dan daarvoor. Het deed er een beetje denken aan de Amsterdamse studentenkamer waar ik jaren heb gewoond, met dit verschil dat hij de ruimte regelmatig moet delen met familieleden. Het kamertje meet amper vier bij vier, er staan twee bedden en er is een kookhoekje. Als Jit met zijn gezin op bezoek komt, slapen zij er ook met z'n allen, deels op de grond. Raby's nichtje woont er ook, die kookt meestal, vertelde hij. Ze zat nu op bed te lezen. Zijn oom en tante wonen boven. Al weet ik nooit helemaal zeker of ze echt familie zijn, of gewoon kennissen of huisgenoten; Iedereen is hier uncle of aunt, didi of bhai, brother of sister, heel Nepal is één grote familie. We wandelden terug naar het winkeltje, ik een beetje op mijn tandvlees. Too much tata-titi, zei Raby lachend, en inderdaad deed het getoeter van alle taxi's en motoren inmiddels pijn aan mijn oren.
De doos met schoolspullen was haast niet te tillen en er kon geen taxi het smalle straatje in. Gelukkig wilde de winkeljongen wel even helpen sjouwen. Met de doos op de voorbank heb ik Raby ten slotte naar huis gestuurd; Jit kan dan volgende keer dat hij in de stad is alles mee terug nemen naar zijn dorp, gewoon met de bus.


maandag 26 december 2011

Kerst in Bouddha

26 december 2011

Na een hopelijk laatste gang naar de kliniek gisterenochtend had ik om 1 uur afgesproken met Jit. Hij had me op kerstavond gesms't om te laten weten dat hij in de stad was. Ik heb hem uitgenodigd om eerste kerstdag met me naar Bouddha te gaan, de grote witte stoepa aan de rand van de stad die een oase van rust is in de grotestadsdrukte. Het was zonnig en warm. We hebben twee rondjes om de stoepa gelopen, af en toe een rijtje gebedswielen in beweging zettend, en gepraat over van alles en nog wat. Ik had chocoladecroissants gekocht bij de Hot Breads en die hebben we lekker in de zon zitten opeten. Een Russisch stel maakte op mijn verzoek een foto van ons tweeën: kansloos, tegen de zon in, met heel veel spierwitte omgeving en wij twee kleine zwarte poppetjes daarin.


We hebben een tijdje heerlijk op het dakterras van Heavenly View gezeten, uitkijkend over het plein met de stoepa, samen met Inge, Lisa en Martijn, die op huurfietsen het Kathmandese verkeer hadden getrotseerd om hier te komen.


Met Jit heb ik daarna de thankaschool op de eerste verdieping bezocht. Hij zei dat het een goeie was (in Thamel wordt alleen maar nep verkocht). Thanka's zijn zeer gedetailleerde, op bewerkte katoen geschilderde boeddhistische voorstellingen. Er zijn werken van leerlingen, wat grover geschilderd, en meer verfijnde, gemaakt door meesters. De details in de duurste varianten worden geschilderd met penselen met maar één haar en de kunstenaar werkt soms maanden aan één voorstelling.
Een lief jong joch, dat beweerde zelf ook thankaschilder te zijn, liet me een paar heel mooie exemplaren zien en vertelde er zo charmant bij dat hij me al gauw had ingepakt. Dat gaf niks; ik had me voor vertrek uit Nederland al voorgenomen deze keer een thanka te kopen en het moest er dan nu maar van komen. Ik kreeg een 'Life of the Buddha' te zien in een leerling- en een meesteruitvoering. En een loepje om goed de verschillen te kunnen zien. Dat loepje was niet nodig, het verschil was overduidelijk en de verkooptruc werkte ook zó wel. De meestervariant was schitterend en ik had eigenlijk al besloten hem te kopen toen de jongen nog met een paar mandala's aankwam, kleiner en waarschijnlijk goedkoper. Ook mooi, maar ze haalden het niet bij mijn eerste keus. Die kostte omgerekend 175 euro, ik vroeg om een lagere prijs waar ik happy van zou worden en de jongen kwam glimlachend met 160. Het had ongetwijfeld nog goedkoper gekund, maar ik krijg een sik van dat eeuwige afdingen hier dus ik heb het daarbij gelaten.

Mijn 'Life of the Buddha'. Ik ben er ontzettend content mee. Iedere keer als ik ernaar kijk zie ik nieuwe details.

In de taxi op de terugweg, licht beschaamd om mijn gesmijt met geld, heb ik Jit gevraagd wat ik doen kan om zijn school te helpen. Die gaat dan wel fuseren binnenkort, maar dat betekent niet dat er dan ook meer spullen voor de leerlingen zullen komen. Het inkrimpen is uit nood geboren en er zijn weinig reserves. Schriften, pennen, potloden, gummen, dat soort dingen zou fijn zijn, zei Jit. Er zijn 74 kinderen, de genoemde spullen kosten hier haast niks, dus dit lijkt me wel weer een mooi doel om wat van het ingezamelde bedrag aan te besteden. Morgen of overmorgen ga ik met Jit's broer Rabi hier in de stad inkopen doen (Jit moest vandaag al weer terug naar zijn dorp). Rabi zorgt dan dat het pakket bij Jit in Thulo Parsel terechtkomt.
Het was een erg gezellige middag geweest, maar toen ik weer bij het appartement aankwam was ik bekaf. Het was nog nét iets te veel van het goeie, denk ik; ben duidelijk nog niet helemaal de oude. En 's avonds hadden we ook nog met alle vrijwilligers gereserveerd in de Garden of Dreams voor het kerstdiner. De afspraak was om met alle vrouwen in kurta te gaan, de mannen met een topi op (zo'n gek Nepalees hoedje). Alleen stonden mijn leren slippers nog in Barhabise, dus moest ik op mijn bergschoenen. Maar ach, het was donker en de anderen liepen ook niet op het meest geëigende schoeisel.


De Garden of Dreams is een prachtige tuin; je betaalt entree om er te mogen rondlopen, ongeacht of je er ook iets komt eten of drinken. Nu was het avond, de palmen, klassieke gebouwen en waterpartijen waren prachtig verlicht. We aten in zo'n spierwit gebouw, recent gerenoveerd en nog strak in de verf. Het eten was zeer matig, zeker gezien de prijs, maar de menukaart bevatte bij hoge uitzondering amper spelfouten en de sfeer was prima. Rene van Stichting Veldwerk en Sunita waren er ook, Rene heeft verschrikkelijk zitten kankeren op alles wat Nepalees is. Zijn geplande bezoek aan Nederland voor de Kerst was er door allerlei gedoe in Hamro Gaun bij ingeschoten en hij was duidelijk toe aan zijn ook al geplande maandje rust in Thailand. Had zijn kop gestoten en amper geslapen door de kou en het vocht in zijn erbarmelijke kamer, er kwam al dagen geen water uit de kraan, hij was op de motor vanuit Sankhu haast gestikt in het stof want had in het donker met open vizier moeten rijden etcetera etcetera. Ik heb hem gevraagd hoe het mogelijk is dat hij het hier al twaalf jaar uithoudt. Hij begreep het zelf ook niet, was het antwoord. Toen hij eenmaal klaar was met foeteren op Nepal nam hij uitgebreid de tijd om naar mijn tyfusverhaal te vragen.

Garden of Dreams.

Joost en Martijn showen hun topi. Hun Hollandse hoofden zijn een beetje aan de grote kant.

Die van Erik wordt even gefatsoeneerd door iemand die er verstand van heeft.

Een paar mensen uit de groep zijn na het diner nog wild uit geweest. Ik heb een klein roze slaappilletje genomen (gisteren van de dokter gekregen) en heb de hele nacht heerlijk geslapen. De dokter ziet er geen probleem in als ik over twee weken naar Tibet ga. Een trekking leek hem evenmin onmogelijk maar daar voel ik me nog niet fit genoeg voor. Martijn gaat 7 januari naar Tibet, een georganiseerde trip van acht dagen. Lisa is vorige week geweest en kwam gloeiend van enthousiasme terug. Maar haar verhalen stemden me ook triest: de Chinezen zijn in rap tempo alles was typisch Tibetaans is aan het vernietigen en de censuur is alomtegenwoordig. Ik denk dat ik de 7e met Martijn mee ga. Voor het oude Tibet helemáál verdwenen is.

You give me fever

Eerst het goede nieuws: sinds vrijdagmiddag ben ik koortsvrij!

Het slechte nieuws is gelukkig allemaal oud nieuws. ik heb het hele verhaal toch maar opgeschreven; sla het gerust over als je geen zin hebt in het hele tyfusgedoe.

Woensdag, anderhalve week geleden, begon het met hoofdpijn. Vooral bovenop m'n schedel: 'haarpijn' noemden Inge en ik het. En een stijve nek. Die avond wilde ik vroeg naar bed. Hoefde alleen nog even mijn kleren uit te doen en mijn pyama aan. En mijn tanden poetsen. Dat duurde maar een paar minuten maar ik kreeg het in recordtempo zo steenkoud dat ik alleen nog maar kon rillen en klappertanden. In bed duurde het nog tijden voor ik warm werd. Het liedje dat ik de vorige dag met mijn wispelturige klas 8 had willen instuderen, drensde onafgebroken door mijn kop. Dát was een fiasco geweest dat ik graag wilde vergeten. Ze hadden weken om 'a song' gejengeld maar toen het zover was weigerde ook maar iemand een noot te zingen.
Ergens in de nacht werd ik toch wat warmer, maar ik sliep niet veel. Inge voelde zich ook beroerd en rende telkens naar de wc. Hoe koud ik het eerst ook gehad had, tegen de ochtend werd ik wakker met het gevoel dat ik in mijn lakenzak zat vastgeplakt. Alles was doorweekt met zweet, zelfs m'n slaapzak. Ik kon weinig anders doen dan klam wachten op de ochtend. Toen het tijd was om op te staan voelde ik me wel weer redelijk, maar met Inge ging het minder: die besloot een dagje thuis te blijven. Ik heb me met tegenzin naar school gesleept en mijn klassen alleen maar dingen laten doen waar ze zelf om vroegen. Even geen gedoe. Inge kwam me in de lunchpauze gezelschap houden, zij was weer een beetje opgeknapt en heeft daarna nog lesgegeven in haar troetelklasje.
Na school was ik kapot. Had het bloedheet. Kwam na een tijdje hangen op het idee om toch maar eens mijn temperatuur op te meten: 38.9. Oeps. In Chitwan, waar malaria is, was ik door een mug gestoken; de enorme muggenbult was nog maar net helemaal weggetrokken. Als het maar geen malaria is, hypochonderde ik meteen. Er was in ieder geval iets aan de hand, dus ben ik met Inge eind van de middag naar de lokale health post gelopen. Deze wordt grotendeels in stand gehouden door de Nederlandse Stichting Vajra. Na alle verhalen van Lisa en haar health posts in Dhading was ik benieuwd hoe het er hier aan toe zou gaan. Op het eerste gezicht zag het er redelijk uit, al was het binnen erg donker en een beetje naargeestig. In een van de kamertjes (de deur stond open) zagen we een man op een ijzeren bedje liggen. Hij kermde van de pijn.
Tot onze verrassing was de arts een vrouw, een kleine Nepalese met een hippe strakke broek aan en een gebreide muts op. Ze deed haar werk goed, voor zover ik kon nagaan. Terwijl ze me in de spreekkamer onderzocht stonden verschillende Nepalezen belangstellend mee te kijken. Een malariatest hadden ze hier niet, maar er konden wel andere dingen gecheckt worden. Daarvoor moest er bloed geprikt worden en ik moest een potje met urine vullen. Voor de wc werd ik eerst naar ergens achter het gebouw verwezen, maar al gauw weer teruggewenkt. Misschien was die voor de Nepalezen te smerig en hadden ze voor mij een schone? Dat viel tegen, het bleek alsnog een ranzig geval, bij een groezelig hok met spijlenbedjes dat misschien wel de kinderafdeling was. Gelukkig lagen er geen zieke kindjes. Een verpleegkundige nam daarna bloed af in het lab. Dat deed ze prima maar de wastafel en de rest van het interieur konden wel een stevige schrobbeurt gebruiken, het vuil zat er van maanden of misschien wel jaren aangekoekt. Ik vraag me af of de dokter ook iets over hygiëne geleerd heeft tijdens haar opleiding. Ze vertelde overigens trots dat ze de eerste vrouwelijke arts van het hele district Sindhupalchowk was.


De testuitslagen zouden na drie kwartier klaar zijn. We konden buiten wachten. Gelukkig stonden er twee plastic stoelen. Het was koud maar door de koorts had ik het lekker warm. Inge beweerde dat alleen het puntje van haar neus koud was. Ja ja. Aan entertainment was er geen gebrek: Terwijl we daar zaten werd de doodzieke man van eerder naar buiten gereden en in een ouwe rammelbak waar 'ambulance' op stond afgevoerd. We zien regelmatig mensen door vier sterke schooljongens naar de health post gedragen worden op een brancard (lees: lap tussen twee stokken), soms luidkeels kreunend van de pijn. Even later bracht een groepje militaire politie een geboeide man binnen. Hij had een blauw oog. Een groepje kleine kinderen in pyama's kwam telkens achter een muurtje uit piepen om dingen naar ons te roepen en dan gierend van de lach weg te rennen. Ondertussen werd het langzaam donker. De uitslagen kwamen stipt op tijd. Het meeste was goed, er was een bloedwaarde licht verhoogd die eventueel op tyfus kon duiden. Malaria bleef onduidelijk. Afwachten, besloot de dokter, en in de tussentijd wat paracetamol en een gemeen uitziend blauw gorgeldrankje voor mijn keel (niet dat ik keelpijn had). Of ik zaterdag maar wilde terugkomen. Voor de labtests moest ik omgerekend 2 euro 25 afrekenen, het consult was kennelijk gratis.
We hadden terwijl we zaten te wachten Bhimsen een sms gestuurd dat we in de health post zaten en vermoedelijk wel voor het eten thuis zouden zijn. Hij reageerde niet. Toen we al lang en breed weer met de kinderen in de studeerkamer zaten, verscheen hij in de deuropening, zag ons en zei: ik zie net jullie sms, waar waren jullie? Dat heb ik je toch gesms't, zei ik. Bij de health post. O, zei hij, draaide zich om en liep weg. De rest van de avond hebben we hem niet meer gesproken. Ik weet niet waarom ik toch steeds weer hoop dat hij een keer als een normaal mens zal reageren.
We hebben Bharat gebeld om te zeggen dat ik ziek was en erover dacht om naar de CIWEC-kliniek in Kathmandu te gaan. Ik had geen trek in de bus, kon hij een auto voor ons regelen? Dat kon, we moesten hem in de ochtend maar bellen.


De nacht die volgde was zomogelijk nog langer dan de vorige. Nu ontplofte ik een paar uur lang zowat van de hitte om daarna weer in mijn klamme zweet te vernikkelen. Lag een beetje te panieken dat ik misschien wel echt malaria had. Mijn natte slaapzak heb ik van me af gesmeten, Inge is mijn Nepalese dekbed gaan halen dat al een tijdje in de andere kamer lag. Het stonk verschrikkelijk naar schimmel maar het was in ieder geval droog. Van slapen kwam niets. 's Ochtends vroeg had ik het helemaal gehad. Wilde naar Kathmandu, al was het alleen maar om gerustgesteld te worden.
De kinderen keken beteuterd toen we vertelden dat we naar de stad gingen omdat ik ziek was. Bhimsen zei helemaal niets. Bharat heeft een auto gestuurd, die ons bij de brug in het dorp kwam oppikken. Het was een ouderwetse donkergrijze Toyota, een echte pooierbak met vlammen op de voorruit, en de chauffeur zag eruit als een jonge Nepalese Hells Angel: kale kop, grote zonnebril, dikke ring door zijn oor en een enorme duimring in de vorm van een kronkelende draak. Ik complimenteerde hem met zijn mooie auto en hij knikte dankbaar. Ik weet niet of het was om zijn bolide te beschermen dat hij heel voorzichtig door alle kuilen reed, of omdat hij ook wel zag dat ik me niet al te best voelde. Ik lag als een zoutzak op de achterbank en kreeg bij iedere hobbel een pijnscheut door mijn kop. We waren binnen drie uur in de stad, het leek veel langer. Daar zaten we nog een hele tijd vast in het verkeer, zagen op de andere weghelft een jongen op de fiets omver gereden worden door een bus. Hij vloog door de lucht maar krabbelde gelukkig weer overeind.
We werden voor de deur van CIWEC gedropt. Toen de chauffeur zijn bril afzette, zag ik dat hij helemaal niet zo jong meer was.


CIWEC Travel Health Center is een op westerse leest geschoeide privékliniek die goed staat aangeschreven. Zodra je er binnenkomt ga je Nepal uit. Het is er schoon, alles is heel, de elektra geeft maar een heel klein bliepje als in de hele stad de stroom uitvalt en je kunt er de hele dag door gegarandeerd schoon water drinken uit zo'n blauwe kantoortank. O ja, en de receptioniste heet Edna en komt uit Nederland.
Al heel wat van mijn groepsgenoten hebben de CIWEC-kliniek bezocht en zijn er met een fijne antibioticakuur weer vertrokken; Bharat heeft er zijn handen vol aan gehad, de infecties vlogen je om de oren. Ik was een van de laatsten die nog niet ziek was geweest, maar nu leek het er toch op dat ook ik tot de CIWEC-club ging toetreden. Ik werd gezien door doctor Will, een lange Brit die mijn voornaam maar schizofreen vond, was het iets Spaans of zo? Maar daarna deed hij wel zijn uiterste best om hem correct op alle roze, gele en witte papiertjes te schrijven die nodig waren voor allerlei onderzoeken. Ik werd binnenstebuiten gekeerd en uren wachten later konden malaria en dengue en nog een aantal andere nare dingen worden uitgesloten. Maar ik hád koorts, dus een infectie. Doctor Will dacht wel nog aan tyfus. Pardon? Tyfus? Daar was ik toch tegen gevaccineerd? Ach, die vaccinatie, dat is eigenlijk een lachtertje, zei hij. Die werkt maar in twintig procent van de gevallen. Ik moest zondag maar terugkomen; als de koorts dan nog niet geweken was, zouden we verder kijken. Bij vertrek moest ik 320 dollar afrekenen.

Tyfus, ik geloofde er niks van. Dat klinkt toch een beetje als tering of pestpokken, iets wat je iemand rustig kunt wensen omdat ie het toch niet krijgt. Zondag zat ik weer bij doctor Will. Had twee beroerde nachten gehad die zich inmiddels in een vast patroon leken te ontvouwen: eerst koorts, zodat ik niet wist waar ik het had van de hitte, halverwege de nacht omslaand in koud zweet en een soort onderkoeling die zo mogelijk nog erger was. Ik was doodmoe, had sinds woensdagnacht geen oog dichtgedaan. En zondagochtend had ik vage rode vlekjes ontdekt op mijn armen, bovenbenen en buik.
Die vlekjes sterkten doctor Will in de overtuiging dat ik tyfus had. Mocht hij er een foto van maken? Meestal verdwijnen ze namelijk weer voordat een patiënt bij de arts komt. Ik dien natuurlijk graag de wetenschap, dus het mocht. Ik kreeg nog een hele reeks onderzoeken, er werden weer liters bloed afgetapt. De bloedkweek zou pas over vijf dagen misschien resultaat opleveren, misschien ook niet. Het eindoordeel bleef 'probable typhoid'. Ik kreeg ter plekke een infuus met antibiotica, en pillen voor mee naar huis. Morgen terugkomen. En weer was ik 325 dollar lichter.

[wordt vervolgd...]

donderdag 22 december 2011

Kinderkopjes

Nog steeds in Kathmandu, in de lappenmand. Ik mis de kinderen.

Kritan
Pramila
Ishor
Rajan
Sushil
Mahalaxmi
Govinda
Rajesh
Sunita
Rabilal
Binda
Srijana (met buurmeisje)
Shondiki
Suraj
Sita

Fijne Kerst allemaal!!

woensdag 14 december 2011

De een z'n dood is de ander z'n vrije dag (en: een nieuwe bril, grande finale)

Een paar dagen voor we naar Chitwan vertrokken hebben Inge en ik ons allebei een nieuwe kurta laten aanmeten, deze keer met stoffen die iets minder gewoontjes waren dan de vorige. Je kunt kant en klare pakketten kopen met geborduurde stof voor een surawal (broek) en een kurta (bovenstuk) en met een bijpassende sjaal. Ik ging deze keer voor bruin en blauw met gouden sterren, Inge koos voor een rode kurta, ze is immers al vier jaar samen met Bart dus zo goed als getrouwd. Mahalaxmi en Binda zijn weer mee geweest om ons te adviseren en deden dat heel gewetensvol. Rood voor Inge kon best. Vorige keer was het nog ondenkbaar maar hun moraal is kennelijk door onze bandeloze invloed ook al wat gekelderd.

Eerst een mooi stofje uitzoeken.

Terug uit Chitwan dachten we onze pakjes te kunnen gaan ophalen, ze zouden immers al de dag na ons vertrek klaar zijn. Maar nee, geheel volgens Nepalees gebruik was de leveringstijd vertraagd met dik anderhalve week. Kon dinsdag maar terug. Het was slikken of stikken, de naaister en haar bazin keken ons aan met uitgestrekend gezichten. Als die naaister nou eenmaal een paar dagen naar Kathmandu moet, kan er niet aan kurta's gewerkt worden. Helaas pindakaas. Op excuses hoefden we niet te rekenen. Dat werd weer vijf dagen wachten.
Gisterenavond waren ze dan eindelijk echt klaar. We zijn ze met een heel gevolg van kinderen gaan ophalen. Inge heeft daarna om het plaatje te vervolmaken ook nog even wat traditionele glazen armbandjes gekocht. De kinderen kozen uiteraard die met het meeste klatergoud.

Vanochtend trokken we de kurta's natuurlijk aan naar school. Met wat extra laagjes eronder tegen de kou. De kinderen waren weer heel enthousiast, we troffen ze voor het ontbijt aan rond een klein vuurtje met hun handen er zowat in. Bhimsen vond onze outfits maar belachelijk, vooral dat Inge rood gekozen had, voor getrouwde vrouwen. Hij keurde ons amper een blik waardig.


Het ontbijtfikkie.

Toen we op school kwamen hoorden we van Sita dat er een vrije dag was ingelast omdat de moeder van de principal is overleden. Zielig natuurlijk, de arme man had de laatste tijd al het een en ander aan zijn hoofd, maar om hier nou de hele school voor dicht te gooien? Volgens mij wist trouwens zo'n beetje iedereen het al, behalve wij. Even later kwam een van de oudere leraren het ons toch nog even vertellen en bij het ochtendappel werd het nieuws officieel aan de kinderen meegedeeld. Een minuut stilte volgde en daarna kon iedereen naar huis.
Tja, daar sta je dan, met zomaar opeens een lege dag voor je. Inge en ik zijn eerst maar eens lekker op het dak van ons huis in de zon gaan zitten met een kopje thee en een reep chocola en hebben hard gewerkt aan de handover die we voor de volgende Cross Borders-vrijwilligers moeten schrijven. O ja, en we hebben natuurlijk weer wat staatsieportretten in onze nieuwe kurta's gemaakt. De kinderen van Mero Niwas stonden van een paar daken verderop al naar ons te joelen wat we aan het doen waren en wanneer we kwamen.

De nieuwe outfit.

Toen we zin kregen in tiffin zijn we hun kant op gegaan. Ze waren met zijn allen op het dak; het plaatsje achter is sinds vanochtend bedolven onder grote keien. Er wordt daar een trap gebouwd want het hele kinderhuis gaat een verdieping omhoog verhuizen. Daar horen we tenminste al een tijdje geruchten over van de kinderen, Bhimsen vindt het niet nodig ons in te lichten dus het blijft een beetje gissen wat het wordt. Maar er wordt nu echt gewerkt dus het zal wel waar zijn. De kinderen beweren ook dat de vrijwilligers (wij dus) dan ook een kamer in het kinderhuis krijgen in plaats van bij Bhupendra in huis. Als dát waar is zijn wij daar niet onverdeeld gelukkig mee; het is juist prettig om halverwege de avond echt naar ons eigen stekkie te kunnen waar niet ieder moment om onze aandacht gebedeld wordt en waar we even uit de invloedssfeer van Bhimsen zijn. Maar misschien zal het onze tijd wel duren, we blijven hier tenslotte nog maar een paar weken.

Lekker graven in het bouwzand.

De nieuwe trap is een soort legpuzzel.

We hadden net onze tiffin naar binnen gewerkt (flauwe rijst met een waterig sausje) toen we op de trap Bhimsen tegenkwamen, gevolgd door Rajesh. Die hield iets in zijn hand, heel voorzichtig alsof het erg breekbaar was. Toen we hem passeerden stak hij het omhoog om het aan ons te laten zien. Het was verdorie een bril! We lachten er achter Bhimsens rug triomfantelijk om. Ik had in mijn stoutste dromen niet verwacht dat het opeens zo snel voor elkaar zou zijn! We worden overigens de laatste dagen weer straal genegeerd door Bhimsen sir. Of belachelijk gemaakt tegenover bezoek. Waarschijnlijk als straf voor onze bemoeizucht. Het zal me worst wezen, we hebben het mooi voor elkaar gekregen!

De kinderen wilden heel graag naar het veld om te voetballen en wij wilden best mee, maar eerst moesten ze nog even op het veldje achter het huis het gras afsnijden. Wij mochten het ook proberen; best fijn, even een beetje klooien met zo'n sikkel. Weer eens wat anders dan voor de klas staan.


Wij deden het niet onaardig maar de meiden waren tien keer sneller. De jongens hingen verderop in de bomen en voerden niks uit. De Nepalese rolverdeling zit er al goed in.

Suraj en Ishor in hun gauw even in elkaar geflanste hut. Er is als gevolg van de bouw helaas wel een struik overleden.

Of wacht, ze deden wel iets: onze camera's lenen en foto's van elkaar maken met Rajesh' nieuwe bril op.

Bij het partijtje voetbal fungeerde ik als keeper maar Bhimsen kwam iedere keer zeggen dat hij wel even zou aftrappen. Fijn, zoveel vertrouwen. Ik hield anders wel een heleboel ballen tegen. En bovendien was het maar een spelletje, toch? Na de zoveelste keer was ik er wel klaar mee. Ik ben aan de kant gaan zitten: laat hij het verder zelf maar opknappen. De tegenpartij won gelukkig met 6-4. ;)

Daarstraks, in de groene kamer, zaten de meiden zich te vergapen aan Rajesh' nieuwe look. Bij het avondeten had ik al een thumbs up gekregen van auntie Mahadevi en ook auntie Chameli heeft Rajesh aan zijn mouw naar zich toe getrokken en eens extra goed bekeken, met een brede glimlach. En nu zag ik Sita haast in aanbidding naar hem staren. Het staat hem ook goed, die bril. Zelf zat hij vooral naar zijn handen te kijken, die hij een eindje van zich af hield om ze dan uitgebreid te bestuderen. Er moet opeens een wereld voor hem opengaan, van bomen met blaadjes, bergen met huisjes ertegen en roofvogels en kraaien die elkaar door het dal achterna zitten. Ben benieuwd hoe het morgen op school voor hem is, eindelijk het bord kunnen lezen. Ik weet nog precies hoe dat voelde toen ik mijn eerste bril kreeg, en ik had toen nog maar een fractie van de brillesterkte die hij nu heeft. En wie weet hoe lang hij al zo heeft rondgelopen, met zijn 'no vision'. Apetrots ben ik, dat het eindelijk gelukt is.

En daar istie dan, Rajesh met bril.