woensdag 30 november 2011

Goeiedag!

Zondag 27 november 2011

Vanmiddag terug geweest naar de Sun Khosi School, aan de andere kant van de rivier. We hadden daar twee weken terug zulke leuke ontmoetingen, dat we helemaal zin hadden om er weer eens langs te gaan en misschien een paar klassen iets over Nederland te vertellen.
We wandelden het schoolterrein op en het eerste dat we zagen was een kwaaie juf in een rolstoel die kinderen zat te meppen met een stokje. We liepen gauw door en spraken een andere leraar aan: of we de principal konden spreken. Met hem (en met de jonge weetal Ronit) hadden we de vorige keer zo leuk gepraat en hij had ons uitgenodigd om nog eens terug te komen. De man nam ons mee de trap op naar de lerarenkamer en plantte ons op twee stoelen. Na enig doorvragen bleek de principal bezig met lesgeven, hij was over een half uur klaar. De leraar probeerde wel met ons te converseren maar zijn Engels was beperkt. Er kwam nog een juf binnen, die vriendelijk naar ons lachte en daarna in een hoek naar ons ging zitten kijken. We vroegen wat voor vak ze gaf, maar ze begreep ons niet. De andere leraar antwoordde voor haar: Engels, in de laagste klassen.

Even later kwam een andere leraar binnen, die ons meteen met een priemende blik opnam. Hij gaf wiskunde, bleek al snel. Zijn Engels was wat beter maar hij was niet van zins om gezellig met ons te keuvelen. Het werd een heel onaangenaam halfuurtje. Hij kwam recht tegenover ons zitten en begon met een spervuur van barse vragen, het leek wel een kruisverhoor. Wat we hier kwamen doen? Waarom wij (en al die andere westerlingen) zo nodig hier als vrijwilliger wilden komen werken? Of we eigenlijk wel gekwalificeerd waren? En of een Nepalees, die zomaar naar Nederland zou gaan en daar bij een school als vrijwilliger zou aankloppen, bij ons welkom zou zijn? Telkens staarde hij me zo fel aan dat ik er bijna bang van werd. We bleven maar herhalen dat de principal ons had uitgenodigd om een keer over Nederland te komen vertellen in een paar klassen. Gewoon, voor de leuk. Zo, dus wij kenden de principal heel goed? Nou, als die straks klaar was met zijn les zouden we dat nog wel eens zien. Hij zat er voorovergebogen bij, armen strak over elkaar. Er kon geen lachje af.
Na een tijdje werden de vragen een beetje minder sarcastisch maar ze bleven komen. De wiskundeman richtte zich vooral tot Inge, immers de enige gekwalificeerde leraar van ons tweeën. Mij negeerde hij grotendeels toen dat eenmaal duidelijk was. Van haar wilde hij weten wat haar opleiding was, hoe het Nederlandse schoolsysteem in elkaar zat en ook haar salaris als leraar, in harde cijfers graag.
Er kwam een oudere man binnen en de wiskundeleraar veerde op. You know him? You have see him before? Nee, we hadden de goede man nooit eerder gezien. This is the principal, zei hij daarop fijntjes, alsof hij ons als een stel leugenaars had ontmaskerd. Hij wreef er nog net niet bij in zijn handen. Wij waren in de war. Hè? Was die man die we de vorige keer hadden gesproken dan niet de principal geweest?
De echte principal was gelukkig van het minder opgefokte soort. Toen hij hoorde waar we voor kwamen, schonk hij ons een aimabele glimlach en nam ons mee naar zijn kantoor. De wiskundeleraar volgde ons op de hielen en trad gretig op als tolk en woordvoerder. Of we onze naam en opleiding en adres en motivatie en leservaring maar wilden opschrijven in een groot schrift. Daarna hield de principal - die wel degelijk een beetje Engels bleek te spreken - een heel verhaal over het Nepalese schoolsysteem, dat we al lang kenden.
Het leek ons inmiddels nogal onwaarschijnlijk dat we vandaag nog een klas te zien zouden krijgen, laat staan een verhaal zouden mogen ophangen over Nederland. We waren alweer ruim een uur hier, zonder ook maar het geringste teken dat ons aanbod op prijs werd gesteld. Maar opeens, wonder boven wonder, stond de wiskundeleraar abrupt op en zei: come, I show you school. Tjonge, als dat geen doorbraak in de onderhandelingen was! Alleen hadden we twee weken geleden het hele gebouw al van boven tot onder bezichtigd en dat zeiden we ook. Toen dat dus niet meer hoefde werden we opnieuw in de lerarenkamer gepoot. Alweer wachten, de nationale hobby hier. Maar ten slotte was het dan zover, wiskundeleraar kwam ons halen want hij had zowaar een klas voor ons.

We hebben eerst samen voor een achtste klas gestaan, waar de helft van de leerlingen ontbrak zodat het lekker rustig was, en daarna voor een klas van 82 leerlingen die halverwege wat rumoerig werd. Een tijdje heeft de wiskundeleraar achterin zitten meeluisteren en af en toe zag ik hem per ongeluk zelfs een beetje lachen als we een grapje maakten. Ha ha! Triomf!
Na onze riedel over Nederland (waar we inmiddels aardig geroutineerd in zijn) mochten de kinderen vragen stellen. De grappigste was wel de vraag van een jongetje aan Inge waarom ze zo wit was. Dat is gewoon mijn kleur, zei ze. En je vader dan? Die is ook wit. En je moeder? Die ook. En je broers? En je zussen? En je opa en oma? De hele familie is wit! Andere boeiende vragen: Waarom is je haar kort (aan Inge, die een staartje kan maken)? Hoe heten je broers? En je zussen? Hoe oud ben je? Toen Inge haar leeftijd zei klonken er verbaasde kreten en toen ik de mijne vertelde vielen ze bijna van hun stoel. Of ze me veel ouder of veel jonger hadden geschat bleef onduidelijk, ik hoop het laatste.
Alle informatie werd ijverig genoteerd, vooral de namen van onze familieleden. Handig om te hebben. Ook handig, het enige woord Nederlands dat we ze leerden en dat we riepen bij het afscheid: Goeiedag!

Alleen Ronit en de aardige leraar Engels hebben we niet meer gezien. Jammer!

Waterpret op z'n Nepalees

Zaterdag, 25 november

De kinderen van Mero Niwas hebben de hele week lopen aftellen. 'Miss, after today it is day after tomorrow, yes?' Vannacht waren ze van de opwinding al om vier uur wakker want vandaag ging het gebeuren: ons uitstapje naar Tatopani (letterlijk 'heet water').
Ik heb Bhimsen vorige week gevraagd wat zo'n uitstapje met de kinderen zou kosten en of hij een begroting voor me kon maken. Voor omgerekend honderd euro kon hij wel iets voor me regelen. Dat bedrag bleek voldoende om voor de hele dag een bus met chauffeur te huren, de entree voor de warme baden te betalen en ontbijt en een uitgebreide lunch voor 24 mensen te bekostigen. En dan nog had ik het gevoel dat een deel van mijn geld wel eens aan Bhimsens's strijkstok zou kunnen blijven hangen. Maar het was nauwelijks te controleren en ik gunde de kinderen hun uitje dus ik heb me er maar bij neergelegd.

Inge en ik wisten niet zo goed wat we van Tatopani konden verwachten; alleen dat het een heetwaterbron is waar je kunt baden, mannen en vrouwen apart. Verder was het nogal schimmig. Telkens als we de meiden vroegen wat je dan aan hebt tijdens dat baden kregen we vooral heel veel gegeneerd gegiechel als antwoord en na enig aandringen wat cryptisch gemompel over een soort petticoat die je hoog optrekt. Uiteindelijk heb ik gisteren een grote lap met twee lintjes eraan gekocht die me heel geschikt leek om decent in te badderen. Ik twijfelde nog of ik echt het water in wilde; ben al een paar dagen snipverkouden en wilde eerst wel eens zien wat die hete baden eigenlijk voorstelden.

Onze privébus.

Na een kopje mierzoete thee (Bhimsen bleek al gezellig zonder ons te hebben ontbeten met de kinderen) togen we naar de hoofdstraat, waar de bus op ons wachtte. De aunties hebben gisterenavond en vanochtend een enorme vracht eten klaargemaakt en dat ging allemaal mee, in grote schalen.

Binda.

Kritan is door zijn moeder heel warm (en schattig) ingepakt.

De busreis is al een attractie op zich.

De bus bleek weer eens het oudste barrel dat ze hadden kunnen vinden. Het verbaast me iedere keer weer dat die dingen niet bij de eerste kuil in de weg uit elkaar vallen. Nadat Sunita heel lief gevraagd had of ik met haar van plek wilde ruilen kwam ik naast Ishor terecht, ergens halverwege de bus. Helaas bleek net daar de ruit eruit gevallen en het was een mistige, steenkoude ochtend. De zon kwam wel al snel tevoorschijn maar we bleven diep in het dal, in de schaduw van de bergen. Het manneke en ik hebben dan ook gezellig tegen elkaar aan gekropen zitten vernikkelen.
Al gauw kwam de eerste snack voor onderweg tevoorschijn, pelpinda's. 'Huisvader' Bhimsen (lees het sarcasme in de aanhalingstekens) gaf als altijd het goede voorbeeld door al zijn pindaschillen doodleuk op de grond te gooien. Ik hoef denk ik niet uit te leggen hoe de bus er na een half uur uitzag.

Op een plaspauze onderweg maakte ik deze mooie foto van de weg naar Tibet/China.

Tatopani ligt niet ver van de grens, aan de Arniko Highway, die tot aan Barhabise heel behoorlijk is maar meteen daarna overgaat in gatenkaas. Het was een geschommel van jewelste, ik heb er blauwe plekken van.
Bhimsen had ons vooraf gezegd dat we vóór Tatopani ergens zouden stoppen om roti te eten, voor Inge en mij het ontbijt. Dat bleek niet het geval, ik was flauw van de honger toen we uren later eindelijk wat te eten kregen. Het probleem met Bhimsen is keer op keer dat hij niet overlegt, ons voor voldongen feiten stelt en ons het liefst helemaal negeert. Vanochtend voor vertrek werd zijn eigengereidheid me te gortig; dat akkefietje met het ontbijt en het feit dat hij zonder met mij te overleggen (ik betaalde immers ons uitje) eerst twee extra jongens en daarna ook nog de twee buurmeisjes had uitgenodigd. Ik was al te kwaad om me te realiseren dat een paar van de kinderen in de buurt waren toen ik hem de waarheid zei, besluitend met 'and it pisses me off'. Hij zei alleen 'O'. De kinderen keken me verschrikt aan. Shit, dacht ik, dat had anders gekund. Maar in de loop van de dag bleek Bhimsen wel iets van de boodschap te hebben meegekregen. Hij kwam me iedere keer braaf vertellen wat hij van plan was en of ik daarmee akkoord ging en de verstandhouding werd bijna vriendelijk. Bijna, want hij blijft toch ongrijpbaar. Ik zou graag eens een écht gesprek met hem voeren over hoe het is om zo jong al zo'n grote verantwoordelijkheid te dragen. Ik denk dat hij er iets aan zou kunnen hebben maar de vraag is of hij mijn ongevraagde advies accepteert.

Maar goed, ik dwaal af. We waren op weg naar Tatopani. Dat bleek net ietsje anders dan wij ons hadden voorgesteld. Er was keus uit twee aanlokkelijke opties. Enerzijds waren er twee hokken met een soort waterspuwers, waaronder halfblote mensen - strikt gescheiden naar sekse - zich het vel van het lijf stonden te schrobben. Anderzijds waren er twee 'zwembaden'; Ze vallen nog het beste te omschrijven als een soort gevangeniscellen waar je als extra straf ook nog de hele tijd in andermans lauwe badwater moet staan. Met als eigenaardigheid dat de Nepalezen die straf als één groot feest beleven want er werd uitgelaten in rondgeplonst en gejoeld alsof ze nog nooit warm water hadden gevoeld.
In het mannenschrobhok ontwaarden we al meteen een bekende: de leraar Engels stond in zijn onderbroek en van top tot teen ingezeept schaapachtig naar ons te lachen.

Inge had al eerder besloten haar portie aan fikkie te geven en ik heb ook een hele tijd staan aarzelen of ik mee zou gaan met de meiden, die maar bleven aandringen. De enige reden waarom ik uiteindelijk overstag ging was dat de busreis me in een ijspegel veranderd had. Het idee van warm water was te verleidelijk om te laten liggen. Ik wilde wel onder de waterspuwers; dat water was tenminste niet tweedehands. Het omkleden gebeurde in een veel te klein, vies hok, met tientallen vrouwen tegelijk. Tussen het ijzeren hekwerk van de ramen zaten overal ranzige propjes haar. Mijn lap met lintjes oogstte veel goedkeurend geglimlach. Ik kreeg hem niet meteen goed om en prompt stak een van aunties van achteren haar armen om me heen en begon hem, gezellig tegen me aan schurkend, op borsthoogte dicht te strikken.
Ik heb in reisgidsen gelezen dat bloot in Nepal taboe is. Niks van waar, bleek hier. De hokken voor mannen en vrouwen waren handig om en om geplaatst, zodat men elkaar (vooral de mannen de vrouwen) goed kon bestuderen. De mannen liepen in door het water uitgerekte onderbroeken en bij de vrouwen werd de lap met lintje (weet niet hoe zo'n ding echt heet) vaak een heel stuk opgeschort en liet dan weinig aan de verbeelding over. De niet badderende dagjesmensen liepen ondertussen gezellig tussen al dat bloot te kijken en foto's te maken.

Terwijl Inge met enig leedvermaak toekeek ging ik uiteindelijk, gewapend met een zakje shampoo dat nog het meest op waspoeder leek, onder de waterspuwers. Of probeerde dat althans want ik werd voortdurend aan de kant geduwd door dames die ook even van de hete straal gebruik wilden maken. Met een hoofd vol shampoo zat er niks anders op dan terugduwen. Westerse toeristen rijden hier hoogstens heel hard voorbij op weg naar Tibet dus ik was weer eens een bezienswaardigheid. Ze vonden het heel koddig als ik weer eens stond te blauwbekken naast de straal. 'Brrr, cold, cold, cold', bauwde een dikke vrouw me lachend na.
Gezellig samen onder de douche.


Toen ik na luttele minuten bibberend onder de waterspuwers vandaan kwam om me te gaan aankleden, riepen de meisjes: Miss, come! Ze lagen heerlijk rond te darren in het 'vrouwenzwembad', een hok van een paar vierkante meter met een traliewerk ervoor. (Uiteraard was het mannenzwembad drie keer zo groot.) Ik had het nog steeds bere-koud en dacht alleen maar 'warm, warm, daar is het warm'. Terwijl ik erheen liep hing in het belendende bad een groepje mannen in onderbroek tegen de hekken mannengeluiden naar me te maken. De meisjes trokken al aan mijn armen. Miss, come! Binnen was het inderdaad warm, en vol. Toen ik het trapje af klom het water in, zakte het onder me weg en werd een klein meisje erdoor kopje onder getrokken. Gelukkig kon ik het proestende kind weer opvissen en daarna ook het trapje, een gemeen ijzeren geval dat nergens aan de muur vast zat. Het water was troebel. Ik probeerde mezelf wijs te maken dat dat door de gezonde mineralen kwam en niet door menselijk vuil. Gelukkig waren de muren minder glibberig dan ik verwacht had. De kinderen vonden het allemaal fantastisch en sprongen uitgelaten spetterend rond. 'Miss, miss, is wonderful, yes?'  Mwa, wonderful... Het was vooral heerlijk warm, maar alleen als je tot aan je nek onder water bleef. En dan had je binnen de kortste keren een bos zwarte haren tussen je vingers hangen. Al snel hield ik het weer voor gezien en heb ik me te midden van een club kletsnatte, giechelende vrouwen aangekleed. Het was inmiddels nog veel drukker geworden en ik was blij toen we weer met z'n allen bovenaan de trappen stonden en op weg konden naar de bus.
Die ene die eruit wil ben ik.

Ik viel inmiddels bijna van mijn graat van de honger en vroeg Bhimsen weer wanneer we nou eindelijk die roti gingen eten. Zijn 'yes, now' gaf hoop maar eerst moest er weer een stuk gereden worden, naar een uitkijkpunt bij een waterval. Toegegeven, de waterval was mooi maar dat kon me al niks meer schelen, eten moest ik. De roti met warme melk waren heerlijk en ik heb er drie verslonden. Alleen jammer dat ik daarna met mijn vette vingers zonder het te merken een veeg op de lens van mijn camera maakte waardoor de rest van de dag alles een beetje wazig werd.
De plastic bekertjes van de melk vielen her en der op de grond. Ik probeerde een paar van de kinderen uit te leggen dat hun rotzooi deze mooie omgeving alleen maar viezer zou maken; niet zomaar weggooien dus. Daarop begonnen ze alles braaf in een plastic zak te verzamelen. Heel even had ik hoop. Helaas zag Inge al twee minuten later de volle zak met een boog over de reling verdwijnen. Het is ook een duivels dilemma; stel, je neemt je rommel netjes mee naar huis, wat dan? Er is hier geen vuilniswagen die je er vervolgens verantwoord van komt verlossen. En maakt het veel uit of het hier in de rivier verdwijnt, of een kilometer of wat verderop?
Hierna was het weer rijden, op weg naar het volgende hoogtepunt van onze trip: de grens met China. Vooral Mahalaksmi en Shondiki waren daar helemaal opgewonden over. Niet zozeer vanwege dat hek met daarachter een vreemd land, maar vanwege het feit dat ze misschien wel een glimp zouden opvangen van hun moeder respectievelijk vader, die vlak voor de grens wonen. Shondiki heeft me laatst wat fotootjes van haar familie laten zien: haar vader, oudere broer en kleiner broertje. De grote broer mist beide benen, hij heeft als kind kanker gehad. Het jongere broertje van zeven en een iets ouder neefje waren samen helemaal naar de waterval toe komen lopen om Shondiki te begroeten.
De bus kon op zeker moment niet verder, het was afgeladen druk in het grensdorp en er stond een file tot ver daarbuiten. Heel veel lokale mensen gaan met een dagpas naar China om daar inkopen te doen, omdat het er goedkoper zou zijn. We hebben het laatste stuk met de massa opgelopen, kinderen aan de hand, wedijverend om voorrang met motoren en jeeps en busjes die zich toch door het gedrom probeerden te wurmen. Toen we bij het huis van Shondiki's vader kwamen stond hij al vanaf het dak naar zijn dochter te zwaaien. Een paar huizen verder wees ook Mahalaksmi opgetogen haar moeder aan. Maar Bhimsen rende al met een klein clubje voor ons uit, niet van zins te zich door zoiets te laten ophouden.
We moesten een paar hekken door om bij de Vriendschapsbrug te komen, de eigenlijke grens. Daar stond een lange rij mensen te wachten om erdoor te mogen; er werd scherp gecontroleerd door de Chinese douane. Ik liep wat dichterbij om foto's te maken maar dat bleek geen goed idee. Er kwam een jongeman op me af, een Chinees. 'No photos,' riep hij. Why not? vroeg ik. 'Delete photos,' was het antwoord. Hij kwam dreigend naast me staan. Ik sputterde wat tegen, dat ik niet in China stond maar in Nepal. Wat had hij hier te zeggen? Dom natuurlijk. 'Delete photos,' zei hij weer, kwaaier. Uiteindelijk heb ik er twee weggegooid, hij keek over mijn schouder mee. Bhimsen en - uit het niets - de leraar Engels kwamen naar me toe. 'We should go. He will take your camera.' Oké dan, stomme Chinese bezetter. Hij bleef me van een afstandje in de gaten houden en ik heb, veilig uit de buurt, nog wat foto's van de omgeving gemaakt om hem te jennen.
Bij de Chinese grens.

Op de terugweg hebben we toch nog een paar minuutjes bij de families van Laksmi en Shondiki gezeten. Laksmi's moeder leek me nog erg jong. Ze droeg een dikke bril en had ontzettend scheve tanden. De vader van Shondiki had een mooie glimmende Tibetaanse kop en voor ons een hartelijke glimlach.
Weer terug bij de bus bleek dat we op de heenweg in een soort fuik gereden waren. De weg is in het grensdorp erg smal, de huizen staan er pal tegenaan. Achter onze bus had zich een hele nieuwe rij van geparkeerde bussen en vrachtwagens gevormd die één weghelft in beslag nam. Er zat niets anders op dan honderden meters achteruit terugsteken, met aan iedere kant van de bus hoogstens dertig centimeter speling. Ik heb de buschauffeurs hier al knappe staaltjes zien uithalen maar dit achteruitrijden en de daaropvolgende draaimanoeuvre spanden wel de kroon. Het keren moest gebeuren door steil omhoog een weggetje vol kuilen in te steken en dan, weer naar beneden denderend, een scherpe bocht rechtsom te maken. Recht vooruit, pal naast de weg, was de afgrond. De eerste poging werd halverwege afgebroken, de chauffeur zat er gespannen bij. Één foutje nu, dacht ik, en we liggen met z´n allen beneden. Poging twee ging ook niet echt lekker, de bus gromde hard maar kwam niet ver genoeg de helling op. Dit was echt link! Ik heb poging drie niet afgewacht maar ben naar buiten gesprongen, gevolgd door Inge. De derde poging lukte gelukkig, maar het was doodeng om zelfs maar naar te kijken. Alle kinderen zaten immers nog in de bus. Ze waren inmiddels zo gaar dat het ze weinig kon schelen.
Wedstrijdje achteruitrijden voor bussen.

We waren nog maar amper weer op weg of Ishor naast me hing met zijn hoofd uit het raam, kotsend. Ik heb iedere keer ontzettend met het joch te doen. Hij is een kleine pechvogel, de enige volledige wees in het huis. Toen hij laatst jarig was, 'vergat' Bhimsen daar iets mee te doen (of het was straf voor zijn slechte rapport; Mahalaksmi mocht wel trakteren) en ons cadeautje begroette hij ook wat lauw. De dag daarop bleek hij waterpokken te hebben. Het arme ventje moest thuisblijven van school en zijn bultjes werden ingesmeerd met een roze smeerseltje; hij zat dagenlang zielig gevlekt in een hoekje. Ik heb me toen voorgenomen hem extra vaak aan te halen; de gretigheid waarmee hij iedere knuffel ondergaat is hartverscheurend. En nu lag het ventje alweer hondsberoerd naast me.

Bij een kleine hindoetempel op een verhoging langs de weg zijn we een laatste keer gestopt om de enorme lunch die de aunties hadden bereid op te eten. Het werd een gezellige picknick in de zon (die gelukkig al heel gauw de ochtendmist had weggebrand), gevolgde door een uitgebreide fotosessie waarbij iedereen in allerlei combinaties geportretteerd wilde worden. De wegwerpbordjes en lege blikjes werden weer in een zak verzameld, ik heb maar niet bijgehouden waar ze geland zijn. Het laatste stuk naar huis zaten de meiden achterin eerst flink te flirten met de hippe busboy en luidkeels met de radio mee te zingen. Later werd het steeds stiller en bleek zowat iedereen in slaap gesukkeld.
Picknick.

Rajesh en Sita, uitgeteld.

Het hele cluppie.


Een eindje voor Barhabise stopten we. Bhimsen kwam me vertellen dat zijn moeder gebeld had, hij moest ernaartoe. Is er iets aan de hand, vroeg ik? Dat wist hij niet. Hij stapte uit en nam Rabi van 13 mee. Toen we bij Mero Niwas aankwamen was iedereen op. De meisjes hadden hoofdpijn van de herrie in de bus en het voortdurend door elkaar gerammeld worden. Zelf voelden we ons ook behoorlijk gaar. Meteen na het avondeten zijn we naar onze kamer gegaan, de kinderen naar bed. Rare dag, al met al. Ik hoop dat de kinderen het leuk hebben gehad.

Naschrift, de volgende ochtend

Bedacht later dat Bhimsens moeder hem helemaal niet gebeld kan hebben; hij had me eerder zelf laten zien dat zijn telefoon leeg was. Vanochtend bij het ontbijt waren hij en Rabi al weer terug. Ik vroeg hem of alles goed was met zijn moeder. Eerst keek hij niet begrijpend. Daarna, met een klein lachje: 'Yes, everything was fine.' Ik vind het maar niks dat Bhimsen individuele kinderen mee uit logeren neemt. In Nederland zou dat absoluut niet kunnen. Overigens heeft hij onlangs aan Rene voorgesteld dat de oudste jongens, pubers, voortaan ergens anders slapen; dat zou beter zijn met al die pubermeisjes in de buurt. Rene leek dat een goed idee, dus nu slapen Rajesh van 16, Rabi van 13 en Govinda van 15 op de kamer van Bhimsen, een paar huizen verderop. Rajesh en Rabi delen een bed en Govinda deelt een bed met Bhimsen. Govinda, Bhimsens knechtje, die zijn eten voor hem haalt bij de aunties en die er voor allerlei klusjes op uit gestuurd wordt. De jongen is Bhimsen op een slaafse manier toegewijd en ik vind het niet om aan te zien.
Ik weet dat de dingen hier anders gaan dan bij ons. Dat de slaaparrangementen wel vaker erg knus zijn. En toch lig ik er alweer een paar nachten wakker van, alle omgerijmdheden en vreemde gedragingen van Bhimsen. En vooral van de vraag, wat ik daarmee aan moet. Interpreteer ik culturele verschillen verkeerd? Zie ik spoken? Of is hier echt meer aan de hand?

donderdag 24 november 2011

Buitenaardsen

22 november 2011

Gisterenavond waren eindelijk onze kurtas klaar. Nadat we ze hadden gepast in het achterkamertje van het kleermakerswinkeltje (als gegoten), hebben Mahalaxmi en Kritan ons nog geholpen de bijpassende sjaal uit te zoeken. Die hoort in precies dezelfde kleur te zijn als de kurta zelf, maar wij voelden ons tegendraads en hebben allebei een contrasterende kleur gekozen. De kinderen vonden het niet helemaal oké maar voor ons, gekke buitenlanders, knepen ze een oogje toe.
De wijde broek is een heerlijk kledingstuk; eindelijk kan ik zonder enige belemmering in de kleermakerszit zakken als we gaan mediteren voor het eten. Het bovenstuk zit ook lekker maar is minder praktisch als ik naar onze hurkplee ga. Eerst moet alles wat omlaag hangt in veiligheid worden gebracht. Dat brengt een hoop gesjor met zich mee, net als de sjaal, die je achterstevoren hoort te dragen (de slippen hangen op je rug) en die telkens van mijn schouders zakt. Wel weer handig zijn de kleine lusjes die je bh-bandjes op hun plek houden, uit het zicht.

Ik zag er een beetje tegenop de eerste keer in vol ornaat in het openbaar te verschijnen. Het gaf toch een beetje een carnavalsgevoel. Maar de reacties van de kinderen toen ik in mijn nieuwe outfit bij Mero Niwas verscheen stemden hoopvol. 'Ooo miss! You look sooo beautiful,' riepen de meiden verzaligd en ook de jongens waren scheutig met complimenten. De aunties lachten breed en plukten goedkeurend aan ons. Dus durfden we het wel aan om vandaag in onze nieuwe gewaden naar school te gaan. Al in het straatje vlakbij huis was het effect merkbaar: waren we de laatste tijd al niet meer zo interessant voor de mensen daar, nu bleef iedereen weer staan om eens goed naar ons te kijken. Vrouwen groetten ons spontaan, mannen staarden ons na. De kinderen in de klas begonnen eerst te giechelen en zeiden daarna hoe mooi we waren. Zelfs een van de juffen hield me staande om haar bewondering uit te spreken.

Opeens tellen we een klein beetje meer mee; we zijn nog steeds vreemd, maar dit kan duidelijk de goedkeuring wegdragen van de meeste Barhabisers. Al denkt dat ene peutertje in ons straatje er nog steeds het zijne van. Zodra het ons ziet barst het in verbijsterd huilen uit. Het zijn onze lichte ogen en lichte haren, legde de moeder met handgebaren uit. Hoezeer we ook ons best doen om te integreren, dit kind weet wel beter. Wij zijn en blijven buitenaardsen.

De prikstokken van ome Harrie

De laatste tijd denk ik regelmatig aan ome Harrie, en niet alleen omdat hij me een groot bedrag gegeven heeft om aan goede doelen te besteden hier in Nepal. Ome Harrie had een mooie grote camping in Bergeijk, en een geweldige manier om die camping schoon te houden: de prikstok. Als je je verveelde kon je zo'n ding komen halen bij de kantine, een lange ijzeren pin met een houten handvat eraan. Het idee was dat je daarmee over de camping liep en ieder snippertje papier of plastic dat je zag rondslingeren eraan prikte, net zolang tot ie helemaal vol zat. De beloning voor een volle prikstok: een raket. Dat was dan wel het goedkoopste waterijsje maar we hadden het werk er graag voor over. Het was mooi weer, je was lekker buiten; het was bijna een soort spelletje. En er was altijd wel een slimmerd die zijn stok gauw even vulde in een volle prullenbak.

Ik vraag me sinds ik hier ben regelmatig af of die prikstokken van ome Harrie in Barhabise ook niet zouden kunnen aanslaan. Geef ieder kind zo'n ding, beloof het een snoepje als beloning en heel misschien knapt de openbare ruimte daar dan wel een beetje van op. Heel eventjes dan toch, want wat moet je daarna moet die volle prikstok? Een deel van het afval wordt verbrand, er gaan bergen plastic op in vieze, zwarte, vervuilende rook. En verder is de rivier hier de vuilnisbelt; het water spoelt alles wel door naar het volgende dorp of, nog beter, naar India.


De onbeschrijfelijke rotzooi overal, alles wat kapot en vies is; ik merk dat ik het moeilijk vind om daar begrip voor op te brengen. Waarom brengt armoede zo'n volstrekt gebrek aan zorg voor je eigen leefomgeving met zich mee? Zij zien toch ook dat de grond bezaaid ligt met plastic en papier, dat de kinderen op hun witte linnen schoentjes langs een stinkend, modderig achterafsteegje naar school moeten? Waarom komt er niemand op het idee om dat eens lekker schoon te vegen?
Wat je ziet is juist het tegenovergestelde: mensen die hun afval zonder enige wroeging van de helling voor hun huis kieperen, of over de reling van de brug. Mensen die de verpakking van hun nieuwste aankoop trekken en die dan prompt uit hun handen laten vallen, gewoon op straat. Niemand kijkt ervan op of zegt er wat van. De leraar Engels smeet vandaag een stapeltje oud papier uit het raam van het lerarenhok. Toen hij zag dat ik keek, leek er heel even iets van schuldbewustzijn op zijn gezicht te lezen maar daarna ging hij gewoon door met opruimen.
Vanochtend bij Mero Niwas wees Kritan van negen naar de mestvaalt van de buffel en zei: 'Look miss, pollution'. Ik legde uit dat de damp die uit de zonbeschenen mest opsteeg geen vervuiling was maar gewoon water. Pollution is een woord dat bijna iedere Nepalees, hoe jong ook, wel kent. De vervuiling is dan ook een van de allergrootste problemen van het land. Maar wat volledig ontbreekt is het besef dat die pollution niet een soort onvermijdelijke natuurramp is, net zoiets als een aardbeving, maar iets wat ze met z'n allen zelf veroorzaken.
Ik maak me maar geen illusies; de prikstokken van ome Harrie zetten hier natuurlijk geen zoden aan de dijk. Maar het zou toch mooi zijn als zelfs maar een handjevol kinderen door zo'n prikstok het verschil zou leren waarderen tussen een smerige en een schone steeg.

Zelf ben ik inmiddels ook enigszins vervuild: hoofdluis. Joepie!

vrijdag 18 november 2011

Mijn broertje Jit

Vanavond gezellig uit eten geweest in Kathmandu met Jit, mijn bhai, en zijn broer Rabi die in Kathmandu woont en studeert. Jit was met de bus helemaal uit zijn dorp gekomen, Thulo Parsel, en had er zes uur over gedaan. Het was ontzettend leuk om de jongens weer te zien. Ik kreeg als welkomstgeschenk van ieder een kata omgehangen (de sjaaltjes om mijn nek). Zelf had ik voor Jit een Cambridge Engels basisboek meegenomen, maar dat heeft hij al haast niet meer nodig. Zijn Engels is het afgelopen jaar enorm vooruitgegaan en we konden nu probleemloos hele gesprekken voeren.


Jammergenoeg gaat het schooltje waar Jit onderwijzer is dicht, waarschijnlijk al in maart. Er zijn te weinig leerlingen en ze gaan fuseren met een andere school. Jit komt dan zonder werk te zitten en heeft nog geen idee wat hij dan zal doen, afgezien van de ene trekking die hij nu jaarlijks begeleidt als gids.

Jit (links) en Rabi (rechts).

Ons programma bij Cross Borders blijkt een week eerder af te lopen dan vooraf was gepland. Dat geeft me in januari, voor ik weer naar Nederland vertrek, nog twee weken tijd om iets leuks te doen. Misschien ga ik nog bij Jit langs in Thulo Parsel. En eigenlijk wil ik ook nog een korte trekking maken, in Langtang of Gosaikund, niet al te ver van Kathmandu. Wie weet kan een van de broers dan als mijn gids fungeren.

donderdag 17 november 2011

Juffrouw met stok

Vanochtend op school zat een stel kinderen in mijn klas opeens gebiologeerd uit het raam te kijken. Ik kreeg ze niet meer bij de les. Op het schoolplein was kennelijk iets gaande. Toen ik zelf ging kijken wat er zo interessant was, zag ik een tafereel dat eerst niet helemaal binnenkwam in mijn brein. Eerst hoorde ik het klappen van iets hards tegen iets zachts, telkens herhaald. Daarna zag ik een rij kinderen waarvan de voorste, wanneer er weer een klap klonk, raar ineen dook, een stuk naar voren schoot en dan hard wegrende. Pas op het allerlaatst zag ik een van de juffen, een wat oudere, ietwat gezet en met een brilletje op. Ze had een grote stok in haar handen, van wel een meter lang. Ze zwaaide hem in de lucht en sloeg hem dan keihard van achteren tegen de benen van de kinderen. Alsof ze honkbal aan het spelen was. Aan haar houding zag je dat ze de vaart erin had en misschien zelfs wel plezier. De kinderen die hun mep hadden ontvangen, renden met vertrokken gezichten terug hun lokaal in. Klas drie. Míjn klas drie, die ik had 'weggedaan', omdat ze zo moeilijk waren stil te krijgen. Omdat ze niks leken te snappen van wat ik zei. Die kinderen van een jaar of 8, 9, die ik desondanks in de dagen daarop een beetje gemist had. Hun rariteiten en hun hebbelijkheden waaraan ik, ondanks de problemen die ik met ze had, toch ook al een klein beetje gehecht was geraakt.
Ik wist dat ik niets kon doen om het beulswerk voor deze arme klas stop te zetten. Dit is hoe het hier gaat en wij kunnen hoogstens voorzichtig aangeven dat we het bij ons heel anders doen. Heb mijn zevendeklassers weer bij de les gehaald en een leuk spelletje met ze gedaan. Alles om ze het tafereel op het schoolplein te doen vergeten.
Weet niet wat ik gedaan zou hebben als er daarbuiten een kind uit Mero Niwas in de rij had gestaan. Misschien was ik dan wel naar die juffrouw toe gegaan en had ik haar ook een stevige klap verkocht, met haar eigen stok. Een reuzenzwaai. Tegen haar dikke billen.

maandag 14 november 2011

De school van Ronit

Op zondag, als alle kinderen weer naar school gaan, houden Inge en ik ons Hollandse weekend aan. Het is een fijne adempauze zo, zonder duizend keer op een dag 'Miss! Miss!' Zonder: 'Can I have camera?' of: 'We play UNO now yes?' Gisterenochtend was het prutweer maar na de middag klaarde het een klein beetje op. We worden hier vadsig van het stilzitten dus nu moest het er dan maar eens van komen. Eindelijk tijd voor een stevige wandeling!
Al op het eerste stuk werden we uitgelachen door een oud mannetje dat ons besprak met zijn echtgenote. Waarschijnlijk iets over onze lange broeken en bergschoenen; die kunnen echt niet aan een vrouw. Het went al aardig om de clowns van het dorp te zijn. We lachen vrolijk terug en zwaaien erbij. Een eindje buiten het dorp passeerden we de school waarvan ik voor ik naar Barhabise kwam dacht dat we er zouden gaan werken (en waarvan ik toen foto's op mijn blog heb gezet). Ik was er erg nieuwsgierig naar; het gebouw ziet er van een afstand indrukwekkend uit.
Het schoolplein.

Al van verre werden we nieuwsgierig begroet door leerlingen, of verlegen aangestaard en nagegiecheld. We wilden aan een groepje oudere jongens vragen of dit nou de overheidsschool was, maar voor we de kans kregen nam één jongetje het woord. Waar we vandaag kwamen? Wat we hier kwamen doen? De rest lachte besmuikt maar hij hield vol; zijn Engels was uitstekend en zijn enthousiasme hartverwarmend. Binnen de kortste keren liepen we achter hem aan de school binnen voor een rondleiding. Wilden we de principal spreken? En de andere teachers? Wilden we de lokalen zien? Het kon allemaal geregeld worden. De principal kwam voor ons de lerarenkamer uit en leidde ons de hele school door, waarbij we ons een weg moesten banen door een muur van leerlingen die ginnegappend om ons heen dromden. De mededeelzaamheid van deze man was een verademing na de drie woorden die de meeste van onze gesprekspartners hier wel genoeg informatie vinden. Hij was ook nog eens leraar Engels en in tegenstelling tot de druiloor die op Ketu School die functie bekleedt prima te verstaan.
Het bleek inderdaad te gaan om een overheidsschool; het mooie gebouw is in 2008 met hulp van Unesco neergezet. Het telt twee verdiepingen en de lokalen zijn net iets minder aftands dan die op onze school, al zal dat niet lang meer duren. Er is plaats voor duizend leerlingen en de klassen zijn reusachtig, soms wel negentig kinderen. De leraren zaten met z'n allen thee te drinken en de kinderen waren aan het spelen; volgens de principal was het pauze maar ik vraag me af of er veel lesgegeven wordt. Net als op onze school waren er nogal wat klassen die het zonder leraar moesten stellen. Daar stonden de kinderen op de banken, of ze waren met een bosje verlepte blaadjes aan het voetballen. 'Toe maar', moedigde de principal een meisje aan, 'dan maken ze een foto van je.' We straffen hier niet, zei hij even later, en aaide een andere leerling over de wang. En dat alle vakken behalve Nepali in het Engels worden onderwezen, omdat het belangrijk is dat de leerlingen zich later, als ze vanzelfsprekend naar Amerika emigreren, verstaanbaar kunnen maken. Dat land is de ultieme toekomstdroom, in Amerika is alles perfect geregeld. In een van de klassen bleef de principal stilstaan en begon een heel betoog over wat de maoisten allemaal kapot hebben gemaakt. Dat ze land hebben ingepikt, dat ze het een zeggen en het ander doen. Zolang de overheid instabiel is, zal het land zich niet ontwikkelen. Een klein manneke moest van de principal gaan staan. 'Dit jongetje woont op een kamer in Barhabise met zijn jongere broertje en zusje. Geheel zelfstandig,' zei hij trots. Een aantal kinderen moet te ver lopen naar school, dus wonen ze op hun veertiende op kamers, moederziel alleen. De principal is zelf dagelijks drie uur onderweg, naar school en terug.
De principal leidt ons trots rond.

Het jochie dat ons de school had binnengeloodst liep nog steeds mee. Hij was duidelijk het lievelingetje van de principal. Die noemde hem zonder blikken of blozen zijn favoriete leerling. Even later stond hij vertederd het vurige betoog aan te horen dat de jongen afstak, toen ik vroeg of het niet beter voor het land zou zijn als de slimmeriken - zoals hij - in Nepal zouden blijven in plaats van naar Amerika te vertrekken. Veel te veel problemen hier en te weinig kansen voor hoogopgeleiden, daar kwam het op neer. En we vergisten ons, hij was helemaal niet slim.
Het science lab: een stoffige computer en een printer.

Toen we even later afscheid hadden genomen van de principal en verder wilden wandelen, kwam ons jonge gidsje ons achterna gerend. Of hij ons mocht begeleiden? Dan zou hij ons van alles vertellen. Zijn laatste lessen waren uitgevallen dus hij kon best weg. We hebben een rondje gemaakt naar de rivier Sun Khosi, staken die eerst onderlangs over via grote keien en keerden daarna terug over een gigantisch lange hangbrug die betere tijden had gekend en akelig wiebelde. Onderweg bleef Ronit (we lieten hem zijn naam in het zand schrijven) maar oreren over de toestand van het land. Werkelijk ieder probleem kwam aan de orde: inconsequente leraren, rokende ouders, analfabetisme en rijken die niet willen delen met de armen en alleen maar dure huizen voor zichzelf kopen. Het zou me verbazen als die jongen later geen politicus wordt.
Ronit, onze alwetende gids.

Binnenkort gaan we misschien maar eens een zondag op deze school langs om te zien of er weer een lerarengebrek is. Kunnen we ook die kinderen mooi weer wat vertellen over de dijken en de molens en de kaas!

Ze had niet al haar hersenen

Het schoolhoofd haalde me vanochtend uit de klas om me iets te vertellen. Slecht nieuws. Het kleine meisje dat donderdag vermist raakte op school is, in tegenstelling tot eerdere berichten, nog steeds niet teruggevonden. Er wordt in de rivier en bij de dam verderop naar haar gezocht, tot nu toe tevergeefs. Een enkele ooggetuige, een leerlinge, heeft gezien dat het kind bij de rivieroever die grenst aan het schoolplein aan het spelen was. Men gaat ervan uit dat ze te water is geraakt en verdronken. Moest hij dan nu misschien maar eens een stevig hek tussen het schoolplein en de rivier laten zetten? vroeg ik voorzichtig. 'Ze was niet helemaal goed, ze had niet al haar hersenen,' was zijn reactie. Bovendien liep ze heel vaak weg. Eigen schuld, dikke bult dus. Had die domme peuter maar beter moeten opletten.
Vrijdagavond zijn de ouders en het halve dorp tegen de school te hoop gelopen. Het schoolhoofd - een buitenlander uit India en christen bovendien - had hun kind vermoord. De politie moest eraan te pas komen om te voorkomen dat er klappen zouden vallen. De leraren zijn met de dood bedreigd en het schoolhoofd heeft onder grote druk moeten instemmen met een hoge schadevergoeding van 400.000 roepie (ca. 4000 euro, een godsvermogen). Als hij deze niet binnen een jaar betaalt, moet zijn school dicht. De man zit in zak en as, hij heeft dat geld niet. Er zijn hier verschillende private schools, legde hij uit. Wij zijn de oudste en de grootste. De anderen azen op onze leerlingen. Ik ben een buitenstaander, ik kom uit India, mij moeten ze hier niet dus ze grijpen iedere gelegenheid aan om me weg te werken.
Wat begon als afschuwelijk verlies voor één familie is zo binnen de kortste keren ontaard in iets heel lelijks. Over het lijk van een klein gestorven meisje worden nu een politieke strijd en een concurrentiestrijd uitgevochten. Ook dat is Nepal, zo'n menselijk drama aangrijpen voor eigen gewin.
Alle buitenschoolse activiteiten die voor dit jaar gepland stonden zijn inmiddels afgelast. Een leerling in Inge's klas schreef er een schrijnend stukje over: zijn voetbalteam mag nu niet meedoen aan een groot toernooi, hoe hard ze ook geoefend hebben. Alle leraren hebben een maandsalaris afgestaan. Of dat vrijwillig was of onder druk, zei het schoolhoofd er niet bij. Ook ons wilde hij vragen om een bijdrage, als we iets konden missen. Hmmm... even denken. Laat hem nou eerst maar eens dat hek plaatsen.

zaterdag 12 november 2011

Schimmel, kurta's, ontvoeringen en de rest

11 november 2011

De eerste weken hier niet echt lekker geslapen: het is erg vochtig in onze kamer en de schimmel groeide waar we bij stonden. Ik had regelmatig hoofdpijn en een verstopte neus. Gelukkig is Bharat donderdag langs geweest, die heeft wat aanpassingen gedaan aan onze kamer waardoor het klimaat er een stuk verbeterd is. Vloerbedekking in plaats van het flinterdunne zeil dat Bhimsen ons had toebedacht en matjes van isolatieschuim tegen de muren om het vocht buiten te houden. Het is provisorisch maar het werkt. We slapen beter en staan niet meer met hoofdpijn op. In opdracht van Bharat is Bhimsen nu ook eindelijk begonnen de rest van onze inboedel te vergaren. Hij kwam gisteren aanzetten met een extra staande kapstok voor onze kleren (in plaats van de legkast waarop we hoopten), een thermoskan en twee extra onderlakens voor als de andere in de was zijn. De extra dekbedhoezen en slopen was hij vergeten. Als morgen ook nog het lang beloofde keukenblok komt, met de mogelijkheid om een kopje thee te zetten, zijn we helemaal gelukkig.
Mijn bed, voor de makeover.

En na de makeover.

Afgezien van de schimmel zag ik 's nachts in bed soms huizenhoog op tegen weer een dag lesgeven. Het is nogal slopend, die eerste ervaringen op school. Het gaat meestal best goed, maar één klas zoog elke dag weer alle energie uit me. De derde klas in het hoofdgebouw, zo'n dertig kinderen van 10-12 jaar oud met wie geen land te bezeilen valt. Van zeker de helft vroeg ik me iedere les weer af of ze een woord verstonden van wat ik zei. Een handvol snapte me en leek best bereid mee te doen. De rest zat maar wat te rommelen en te kletsen. Ze bonkten elkaar keihard op de rug, duwden gezamenlijk hun bankjes omver of pakten elkaars spullen af. Eén meisje op de voorste rij zat echt íedere les in haar tas te rommelen of op de muur te krassen. Een jongetje had eergisteren zijn ijzeren liniaal finaal door zijn bank heen gemept met zijn boek. Een paar zitten apathisch achterin, hebben geen boek en kijken je glazig aan als je vraagt waarom niet. Ik was al heel gelukkig als ik ze allemaal zo'n beetje stil kreeg. Met een spannend verhaal - waar ze niks van snapten behalve de plaatjes - of met een spelletje. Of door de grootste etterbakjes ver uit elkaar te zetten. Of buiten. Ik bleef kalm, maar leuk was het niet. Als ik uit die les kwam, was ik kapot. En dus lag ik me elke nacht, als ik toch al niet kon slapen door de muffe lucht in onze kamer, af te vragen hoe ik ze morgen weer in bedwang zou houden.
De schatjes van klas 3.

Inge in actie in klas 4.

Na weer een doorwaakte nacht waarin ik lag te wanhopen over hoe ik de komende twee maanden zou doorkomen, heb ik besloten klas drie terug te geven aan de echte leraar. Laat die er maar wat van bakken, ik ben hier wel voor de lol en niet om een burnout op te lopen. Mijn andere klassen gaan goed, daar red ik me wel. De zevende, het eerste uur, bestaat grotendeels uit brave, leergierige meiden van een jaar of veertien. Die krijg ik wel mee. Pramila en Sunita zitten in die klas en dat helpt ook. De paar jongens die erbij zijn, houden zich aardig gedeisd bij al dat vrouwelijk machtsvertoon en de clown van de klas (er is er altijd een) is druk maar niet onaardig.
Klas 8 bestaat dan weer grotendeels uit jongens, aardige puberjongens. Onder hen de twee oudste jongens uit Mero Niwa: Rajesh en Govinda. De klas moest de eerste les wel even aan me wennen; ik heb ze overgenomen van Inge, die in ruil daarvoor de wat mij betreft hopeloze klas 2 overnam. Ze proberen me uit maar ik kan het hebben; het valt me mee hoe kalm ik blijf in de lessen. En ik kan hard met ze werken, ze zijn best bereidwillig. Het is leuk als je ze meekrijgt in je enthousiasme en dat lukt tot mijn verrassing best vaak.
Om half 1 is er tiffin, ofwel lunchpauze, tot 1 uur. De principal heeft onze de eerste schooldag meegenomen naar een guesthouse verderop en daar eten voor ons besteld. We kunnen daar elke dag terecht. Hij betaalt. Alleen jammer dat het vieze mannetje dat de maaltijd bereidt bij onze aankomst steevast uit zijn slaap gewekt moet worden; hij ligt dan gestrekt over twee stoelen in het eetzaaltje. Nu het weer wat is opgeknapt zitten we buiten. Dat is frisser: binnen zit alles duimendik onder het stof. En er valt buiten veel meer te zien. Stoere jongens die op hun brommers voorbij scheuren, drie schlemielige mannetjes die hand in hand langslopen, de smerige dorpsgek die iedereen vrolijk groet, de afgeladen bussen die uitlaatgassen uitbrakend optrekken. Helaas duurt het telkens een half uur voor ons eten er is, chow mein of noedelsoep, zodat we elke middag te laat op school zijn voor onze twee laatste klassen. We roepen bij het weggaan vrolijk: see you tomorrow! in de hoop het proces voor de volgende dag te versnellen maar tot nu toe heeft het geen kwartje doen vallen.
Aan de chow mein.

Na de tiffin heb ik klas drie op de primary school, een smerig, onooglijk donker gebouwtje met grotten van lokalen. Echt verschrikkelijk, maar de kinderen van mijn klas zijn allerliefst. Een paar kletsmajoors achterin zet ik soms uit elkaar, of buiten als het te erg wordt, en dat is genoeg. Vooral Ishor, Rajan en Sushil van Mero Niwas doen uitstekend mee. De rest is makkelijk stil te krijgen en hoe meer ze aan me wennen, hoe meer ze durven mee te doen met de dingen die ik van ze vraag.
Het lastigste is dat ze totaal niet gewend zijn zelf het initiatief te nemen, voor zichzelf te denken, vrij te werken of een eigen mening te formuleren. Vraag naar de betekenis van een woord en ze beginnen verwoed in hun boek te bladeren. Sommigen weten het en dreunen letterlijk de daar gegeven definitie op, ook als het een totaal andere betekenis van het woord betreft. Als je ze vraagt een tekening te maken naar aanleiding van een verhaaltje dat je net behandeld hebt, zitten ze een hele tijd zoekend om zich heen te kijken. Hun naam bovenaan het papiertje schrijven lukt nog net. Ze hebben geen idee wat ze daarna moeten doen. Als je ze een voorbeeld geeft, doen ze dat precies na, en controleren angstvallig bij hun buren hoe die het doen. Dat is waar ze ontzettend goed in zijn, kopiëren. Dat is dus een van de uitdagingen hier: proberen ze wat meer zelfvertrouwen te geven, om het anders te durven doen dan de rest. Laten zien dat fouten maken niet erg is, dat je ervan leert. Lastig, in een cultuur die fouten maken juist niet tolereert en hardhandig afstraft.
Er was deze week nogal wat onalledaags drama op school. Een paar dagen terug is een jongetje uit klas twee ontvoerd. De familie stond op het punt losgeld te betalen, toen de politie de daders vond en in de kraag greep. Gisteren was het jongetje voor het eerst weer op school en op het ochtendappel werd hij door alle leraren begroet met katas en kreeg hij luid applaus. Vandaag is een klein meisje uit de nursery vermist geraakt. Het nog niet officieel bevestigde gerucht gaat, dat ze gevonden is in de Bhote khosi, Bij de dam een kilometer of tien verderop, verdronken. De school grenst direct aan de rivier en bij de wc's kun je het schoolterrein af naar de oever. Daar is ze waarschijnlijk te water geraakt. Onze kinderen waren even geschokt toen ze het hoorden, maar minuten later alweer aan het spelen en lachen.
Vandaag was ook de bekendmaking van de studieresultaten van het afgelopen semester. Dat gaat en plein publique, midden op het schoolplein. De kinderen staan in rijen opgesteld zoals bij het ochtendappel en worden een voor een omgeroepen. Van de beste van de klas als eerste, helemaal tot aan de allerslechtste van de klas als laatste, moet iedereen langs de rest van de kinderen. Voor de zwaksten is dat best een vernedering. Er wordt gerekend in procenten; een flink aantal van de kinderen uit Mero Niwas had topscores. Rabilalal, Mahalaksmi, Shondiki en Sushil waren de eersten van hun klas, Pramila was tweede, en de anderen hoorden ook bij de toptien van hun klas. Alleen Ishor scoort slecht. Ik had met hem te doen toen iedereen vanavond trots met zijn rapport bij Bhimsen kwam. Zijn gezicht sprak boekdelen en hij was de laatste die zijn blauwe brief inleverde. Hij was de 32e van zijn klas.

Mijn derde klas in de primary school. Allemaal schatjes!

Na school zouden Inge en ik een kurta - de traditionele vrouwendracht - gaan bestellen. Auntie Mahadevi zou mee om ons te assisteren en ook een paar van de kinderen. Met Rabi, Laxmi en Sita togen we het dorp in. We trekken nog steeds bekijks daar, maar het helpt als we met onze Nepalese vrienden zijn. Auntie die steeds mijn hand pakte en de kinderen die aan je arm hangen. Eerst moest er stof worden gekocht. Er was niet veel keus in katoen, het meeste was wild gebloemd en ook al het rood viel af - daarvoor moet je getrouwd zijn. De kinderen adviseerden ons gretig en trokken van alles uit de kasten. Mijn keus viel op iets blauwgroens met een bloemetje en bijpassend effen blauwgroen voor de broek. Hierna kwam het opmeten, bij een ander winkeltje. Het vrouwtje dat de centimeter hanteerde was een dwerg en we voelden ons reuzinnen. Ze mat werkelijk iedere lengte op, het kan haast niet anders dan passen straks. De kinderen maakten een hele fotoreportage van het gebeuren. Sinds we ze af en toe onze camera's geven, willen ze niks anders meer dan foto's maken. Ik ben heel benieuwd naar mijn kurta maar we moeten nog even geduld hebben, pas over een kleine week zijn ze klaar. Kosten: 550 roepie voor de stof en 160 roepie voor het maken. Een compleet nieuwe outfit, op maat gemaakt, voor in totaal 7 euro!
ALLES wordt opgemeten.

Iedereen geeft advies.

Weer thuis zat iedereen te popelen om naar 'het veld' te gaan, een van de weinige plekken buiten het huis en school waar de kinderen naartoe kunnen. Er moet altijd een volwassene mee dus ze gaan niet vaak, maar ik had het ze beloofd, dus hupsakee. Het veld is een van de vele pas gemaaide rijstvelden, waar ze kunnen rennen en voetballen en gewoon een beetje rondhangen. Het was best idyllisch, zo in de avondschemering. Een groepje vrouwen was nog bezig rijst te oogsten met hun scherpe ronde messen. Inge en ik mochten het ook een keer proberen. De vrouwen waren ontzettend smerig en roken naar drank; later stonden ze allerlei lelijke dingen naar ons te roepen.
Pas toen het bijna donker was zijn we terug naar huis gelopen. De jongens raapten onderweg vuursteen op en probeerden vonken te slaan. Kleine Kritan was als altijd de fanatiekste. Weer thuis huis hebben ze het nog een hele tijd geprobeerd, nu met stro erbij. Het lukte niet. Gelukkig maar.
Pfff... zwaar hoor, uren op je hurken zitten.
Lekker voetballen.

dinsdag 8 november 2011

De groene kamer

De vijftien kinderen van Mero Niwas brengen na school een groot deel van hun tijd door in een vierkante kamer van zo'n 16 vierkante meter met grasgroene vloerbedekking. Er is geen verwarming, maar dat is er in bijna geen enkel huis in Nepal. In een van de ramen zit geen glas en het is de laatste dagen vrij koud geweest, dus de kinderen dragen binnen vaak een muts en handschoenen. Er staat één meubelstuk: een boekenkast met daarin wat spelletjes, studieboeken en een hele reeks stichtelijke lectuur. De meest opvallende titel is wel die van een zekere Adolf Hitler: Mein Kampf. Ik vraag me af hoe dat boek daar gekomen is, wie het heeft gedoneerd. De kinderen zitten op de grond, of op een van de vierkante roze kussentjes die in de kamer liggen. Iedere ochtend wordt de vloerbedekking geveegd met een bezem van takjes, iedere avond ligt het weer vol met schoolboeken en schriften, snippers papier, stiften zonder dop en verdwaalde memorykaartjes.
De groene kamer.

Wij zitten ook veel in die kamer, 's middags na school en 's avonds, om de kinderen met hun huiswerk te helpen en spelletjes met ze te doen. Uno, een soort pesten, dat Inge heeft meegebracht, was een enorm succes. Ik heb de kinderen nog niet eerder zo zien schaterlachen, ook al helpen ze elkaar liever dan dat ze elkaar pesten.
Surash, Sushil en Ishor.

Onze aanwezigheid in het kinderhuis is een heel dankbare taak. De kinderen zijn ontzettend blij met ons. De eerste week was het een beetje wennen, de jongens meer dan de meiden. Maar ook de kleinere jongens beginnen nu steeds meer naar ons toe te komen voor een knuffel of een aai over hun bol.
Surash valt lekker tegen Inge aan in slaap.

Alleen is Bhimsen, de 'huisvader', een jongen van 21, nogal onberekenbaar in zijn gedrag. De ene keer is hij lief tegen de kinderen, om ze een paar uur of een dag daarna als een soort stille tiran schrik aan te jagen. Hij laat ze 's avonds voor het eten lastige teksten uit hun hoofd opdreunen en straft ze als ze het niet goed doen door ze op hun handen te slaan. Ik vind het elke keer niet om aan te zien en heb hem er vorige week op aangesproken toen hij een van de meisjes tot tranen toe had vernederd. Hij liep meteen weg en heeft ons een dag lang genegeerd. De sfeer in huis was te snijden en alle kinderen stonden op scherp. We zaten nogal met de situatie en hebben het besproken met Rene, de baas van Veldwerk. Hij heeft ons gevraagd goed te blijven opletten en nog even af te wachten. De avond voordat Inge en ik naar Kathmandu vertrokken overhoorde Bhimsen de kinderen weer, wel anderhalf uur, maar net iets minder passief-agressief dan eerder. Hij heeft ze die keer, voor zover we hebben meegekregen, geen straf gegeven en was na afloop opeens weer lief tegen ze. De kinderen zeggen dat Bhimsen dit al heel lang zo doet. Toen ze een keer hun huiswerk niet hadden gemaakt, heeft hij ze 500 keer achter elkaar laten zitten en weer opstaan! Ze vertellen ons dat ze verdrietig worden van zijn gedrag maar dat het nu eenmaal zo is. Op school wordt er ook geslagen, dat is heel gewoon in Nepal, maar de situatie in het huis is anders. Hier is het meer een machtsspelletje van een opgeschoten puber, of een manier om zijn onzekerheid te maskeren. Wij worden er in elk geval niet vrolijk van. We proberen ze maar zo veel mogelijk te vertroetelen. En hopelijk neemt Rene maatregelen. Ik zal er in ieder geval op blijven hameren dat de kinderen op deze manier geen veilig thuis hebben en dat er iets gedaan moet worden om hun gevoel van veiligheid te vergroten.
Binda houdt ervan zich te verkleden.
Kritan, de jongste. Hij is 9.

In Kathmandu heb ik dit weekend met het geld dat jullie met zijn allen hebben gedoneerd een hele stapel kinderboeken gekocht voor in de boekenkast van Mero Niwas. Ze waren er hartstikke blij mee en begonnen meteen druk te bladeren en lezen. Ik hoop ook nog een keer een uitstapje met ze te kunnen maken met een ander deel van het geld; ze komen zelden buiten Barhabise en praten nog steeds over die ene keer dat ze naar de dierentuin in Kathmandu zijn geweest en over hun uitstapje naar Tatopani.

Wakwak

Maandag 7 november

Terug in Barhabise, na vijf uur in de bus met een geit en een kip en een heleboel mensen. Nepalezen hebben een zwakke maag, ze worden heel gauw wagenziek; we kunnen inmiddels vrij aardig voorspellen welke van de instappers binnen afzienbare tijd hun eten in een plastic zakje zullen lozen, of uit het raam zullen hangen om 'wakwak' te doen.
Meestal zijn het kinderen en vrouwen. Op weg naar Kathmandu afgelopen vrijdag - we hadden gekozen voor een snelle microbus - maakten we mee dat een vrouw die op de bank achter ons zat, vol op de rug en in de nek van onze buurman kotste. Het afgrijzen was groot en even was ik bang dat we ook van alle andere inzittenden de maaginhoud te zien zouden krijgen. Ze hielden allemaal doekjes voor hun gezicht en zaten hevig te kokhalzen en naar adem te happen. Bij het eerstvolgende waterpunt probeerde de chauffeur de gemoederen tot bedaren te brengen door een enorme schaal water dwars door de volle bus heen te zwiepen, zodat de stukjes daal baat niet meer alleen onder onze stoelen lagen maar door het hele voertuig.

De kaartjesverkoper hangt de hele weg in de deuropening om mensen te lokken: 'Barhabisebarhabisebarhabisebarhabise'.

Het maakt reizen met de bus er niet plezieriger op, evenmin als de vrijpostigheid waarmee je medepassagiers op je armleuning gaan zitten, om dan langzaam af te zakken naar je schoot, of de elleboogstoten en onfrisse oksels als je aan het gangpad zit. De bus is overigens ook meteen vrachtvervoer. Zakken rijst, allerlei handelswaar, baby's in wiegjes, onduidelijke plastic zakken waar vreemde geuren uit komen, alles mag mee, gewoon in het gangpad. Daarbij komen nog de verkopers die bij iedere stop de bus in stromen met zakjes chips, flessen water, sinaasappels, lelijke gouden horloges, riemen en andere rommel. En bedelaartjes: een klein meisje met een zielig briefje in het Nepalees dat minuten lang bij ons bleef staan en een nog kleiner jongetje dat haar daarbij net zo lang bleef schoppen tot er tranen over haar wangen biggelden. Dat zijn hartverscheurende taferelen maar geld geven wordt ons steeds weer afgeraden. Zolang bedelen succes heeft, zullen kinderen eropuit gestuurd blijven worden met zielige briefjes.
De arme kip zagen we maar heel even, in een witte plastic zak tussen de benen van haar eigenaar. Toen we wat later weer keken was de zak bedolven onder een zware koffer. We vreesden voor het leven van de kip. Ze staat op de foto, hier nog levend en wel, maar het is even zoeken.

Het geitje dat ergens halverwege de rit was ingestapt, aangelijnd bij een meisje van een jaar of tien, zat zielig weggekropen tegen mijn been terwijl het baasje met haar neus in een plastic zakje zat. Ik hoopte maar dat het geitje heel goed zijn plas kon ophouden en niet tegen mijn broek of in mijn schoen zou keutelen. Het dier hield het gelukkig droog, maar dat is wel het ergste van de hele rit: dat je nergens naar de wc kunt. Als je geluk hebt wordt er ergens in een berm met wat struikgewas gestopt, vandaag was het een stinkende pisbak bij een haveloos pompstation. Ik ben er gaan kijken en de mannen die er achter de lage muurtjes hun ding stonden te doen wenkten me maar ik heb vriendelijk bedankt. Hoe Nepalese vrouwen hun plas vier of vijf uur ophouden is me een raadsel. Ze blijven de hele weg lang rustig zitten. Mij is het deze keer alleen gelukt met een streng dorstregime voorafgaand aan de reis en de grootst mogelijke wilskracht onderweg. We tellen nu al de keren af dat we deze rit nog moeten maken.

zondag 6 november 2011

Vrienden samen voor vrienden

Weer eventjes in Kathmandu en de agenda is bomvol. Toevalligerwijs zijn er uitgerekend dit weekend tegelijkertijd een paar mensen in de stad die ik heel graag wil ontmoeten. Gisterenochtend met Inge naar Hotel Amar gelopen, waar we vorig jaar voor en na de trekking verbleven. Daar hebben we koffie gedronken met twee van mijn reisgenoten van destijds, Hans en Fabienne. En met een van hun twee pleegzonen, Rabi. De andere, Jit (mijn bhai/broer) was er helaas niet bij; die moest vanochtend al vroeg met zijn gezin terug naar hun dorp. Ik hoop hem binnenkort nog te ontmoeten. Ik zag ook Jit de kok weer, en Krishna die toen met mij en Floor naar het ziekenhuis is geweest.
Het was een gezellig weerzien met Hans en Fabienne, we hebben spannende verhalen over hun trekking aangehoord en verteld over onze eerste ervaringen als vrijwilligers. Ze hadden mooie foto's bij zich van Jit en zijn gezinnetje; zijn dochter Choyying is nu ruim tien maanden, een prachtig kind. Ze maken het heel goed. Jit is de afgelopen maand als gids met Hans en Fabienne meegeweest op hun trekking in Inner Dolpo. Zijn broertje Rabi mocht dit jaar ook voor het eerst als gids werken, verleden jaar was hij nog drager. Hij is met Frans, onze reisleider van toen, weer meegeweest op dezelfde trekking die ik vorig jaar maakte, Annapurna The Hard Way, en heeft zijn vuurproef glansrijk doorstaan.

Om elf uur zijn we door Kam Dawa Sherpa, een van de Nepalese bestuursleden van de stichting van Frans, Sathiko Sath, per taxi meegenomen naar het Sathiko Sath-huis aan de rand van de stad. Frans heeft me vorig jaar uitgebreid over zijn stichting verteld. Zijn geestdrift destijds werkte aanstekelijk en was een van de redenen dat ik nu weer hier ben. We hebben contact gehouden en gisteren heeft hij me uitgenodigd om te komen kijken in het kinderhuis van de stichting.
Sathiko Sath (Vrienden samen voor vrienden) bestaat nog maar een paar jaar maar is in die korte tijd al flink gegroeid. Het idee is simpel maar doordacht: bied kinderen van dragers en gidsen (mensen die fysiek zeer zwaar werk doen voor een laag inkomen en weinig toekomstperspectief hebben en geen geld om hun kinderen naar een goede school te sturen) de mogelijkheid op écht goed onderwijs. Zorg bovendien dat ze aansluiting vinden bij goed vervolgonderwijs en iets leren dat nuttig is voor hun eigen gemeenschap. Want scholing is bij de stichting niet het doel maar het middel. Wat ze uiteindelijk nadrukkelijk hopen te bereiken, is dat de kinderen straks - hoogopgeleid - niet naar het buitenland vertrekken, maar teruggaan naar hun dorpen om daar dingen ten goede te veranderen.

Al in de taxi zat Kam Dawa trots over het huis en de stichting te vertellen. Hij is gids, net als de overige leden van het Nepalese bestuur. Vlak voor we arriveerden bij het huis wees hij de school aan waar de Sathiko Sath-kinderen naartoe gaan; een enorme campus met zwembaden, sportvelden en alle mogelijke faciliteiten. De Little Angel's School is zonder twijfel de beste school van Nepal. Het schoolgeld is er ook naar.
Frans en zijn trekkinggezelschap (hij leidt zijn groepen aan het eind van hun reis graag nog even rond in 'zijn' kinderhuis) waren er nog niet toen we aankamen. Zodra de poort openging, vielen onze monden open van verbazing. Wow! Wat was het schoon en heel! Geen modder voor de deur! Gezellige kindertekeningen in de deuropening, bloembakken, fris geverfde muren! Al meteen waren we getroffen door het enorme contrast met ons eigen kinderhuis, Mero Niwas.
Binnen werden we warm ontvangen door de 'huisvader'. De kinderen zaten op hun vrije zaterdag hard te studeren in de ruime huiskamer. Ze kregen bijles van jonge leden van de plaatselijke rotary. Toen Frans met zijn gezelschap aankwam, stroomde iedereen naar buiten om hem op te wachten, ik ook. Het was een hartelijk weerzien. Na een maand in de bergen zag hij er gebruind en tanig uit, energiek als altijd. We zijn op het terras ontvangen met thee en hebben daarna een rondleiding gekregen door het huis. De sfeer is er heel gezellig, en wat een ruimte! Er wonen nu 29 kinderen waarvan de ouders en verdere familie in de bergen wonen. Van nog eens 18 kinderen die wel bij hun ouders of bij familie kunnen wonen, worden het schoolgeld voor de Little Angel's School, schooluniform, boeken, schoolmaaltijden en vervoer door de stichting betaald. Door loting wordt bepaald welke kinderen mogen meedoen.
De aankomst van Frans en zijn reisgezelschap.

De rondleiding eindigde op het dakterras. Daar werd een ander punt waarover goed is nagedacht helder toegelicht door Bashu Dev Neupane. Deze man is een autoriteit op het gebied van NGO's in Nepal en hij heeft zich als adviseur verbonden aan deze en nog een aantal andere kleinere stichtingen. Hij legde uit dat de recente burgeroorlog de verschillende etnische groepen, waartussen al nooit veel onderlinge contacten bestonden maar die door de migratie naar de steden steeds meer gedwongen samenleven, nog verder uit elkaar gedreven heeft. De stichting wil bijdragen aan het stimuleren van een harmonieuze samenwerking tussen deze groepen. Daarom bestaat het Nepalese bestuur (allen gids) uit vertegenwoordigers van de vijf belangrijkste etnische groepen: Sherpa, Shresta, Magar, Tamang en Gurung. Met coaching van het Nederlandse bestuur leren ze langzamerhand steeds beter samenwerken en hun gezamenlijke belangen behartigen. Hun kinderen zitten allemaal samen in het huis en sluiten daar vriendschappen die op de lange termijn ook - op heel kleine schaal - de muren tussen de verschillende groepen wat lager kunnen maken.
Frans met de huisvader en huismoeder.

Een van de slaapkamers. Ook hier krijgen de kinderen bijles van een rotarian.

Na de uitleg van Bashu Dev was er voor iedereen daal baath in de eetkamer. Wel even wennen om die met een lepel te moeten eten, we zijn inmiddels helemaal gewend aan het eten met onze de rechterhand. Frans had nog een cadeautje van zijn groep voor de kinderen. Daarvoor werden ze allemaal opgetrommeld en ze hebben als dank met z'n allen een liedje gezongen. De groep moest daarna door naar het vliegveld want zou eind van de middag terug naar Nederland vliegen. Frans blijft nog een week om zich in te zetten voor zijn stichting.
Bashu Dev geeft uitleg en de jonge rotarians worden door Frans uitgebreid bedankt.

De kinderen van Sathiko Sath.

Ik had al veel over Sathiko Sath gehoord en vond het een mooi initiatief, maar nu ik het met eigen ogen kon zien was ik toch wel erg onder de indruk. Heel doordacht, goed lettend op de lange termijn, met duidelijke doelen, korte lijntjes en weinig overhead. Als je niet weet wat je met je geld moet doen en een goed doel zoekt: hiervan weet ik 100% zeker dat elke cent op de juiste plek terechtkomt. De link vind je in de balk rechts.