Zaterdag, 25 november
De kinderen van Mero Niwas hebben de hele week lopen aftellen. 'Miss, after today it is day after tomorrow, yes?' Vannacht waren ze van de opwinding al om vier uur wakker want vandaag ging het gebeuren: ons uitstapje naar Tatopani (letterlijk 'heet water').
Ik heb Bhimsen vorige week gevraagd wat zo'n uitstapje met de kinderen zou kosten en of hij een begroting voor me kon maken. Voor omgerekend honderd euro kon hij wel iets voor me regelen. Dat bedrag bleek voldoende om voor de hele dag een bus met chauffeur te huren, de entree voor de warme baden te betalen en ontbijt en een uitgebreide lunch voor 24 mensen te bekostigen. En dan nog had ik het gevoel dat een deel van mijn geld wel eens aan Bhimsens's strijkstok zou kunnen blijven hangen. Maar het was nauwelijks te controleren en ik gunde de kinderen hun uitje dus ik heb me er maar bij neergelegd.
Inge en ik wisten niet zo goed wat we van Tatopani konden verwachten; alleen dat het een heetwaterbron is waar je kunt baden, mannen en vrouwen apart. Verder was het nogal schimmig. Telkens als we de meiden vroegen wat je dan aan hebt tijdens dat baden kregen we vooral heel veel gegeneerd gegiechel als antwoord en na enig aandringen wat cryptisch gemompel over een soort petticoat die je hoog optrekt. Uiteindelijk heb ik gisteren een grote lap met twee lintjes eraan gekocht die me heel geschikt leek om decent in te badderen. Ik twijfelde nog of ik echt het water in wilde; ben al een paar dagen snipverkouden en wilde eerst wel eens zien wat die hete baden eigenlijk voorstelden.
Onze privébus.
Na een kopje mierzoete thee (Bhimsen bleek al gezellig zonder ons te hebben ontbeten met de kinderen) togen we naar de hoofdstraat, waar de bus op ons wachtte. De aunties hebben gisterenavond en vanochtend een enorme vracht eten klaargemaakt en dat ging allemaal mee, in grote schalen.
Binda.
Kritan is door zijn moeder heel warm (en schattig) ingepakt.
De busreis is al een attractie op zich.
De bus bleek weer eens het oudste barrel dat ze hadden kunnen vinden. Het verbaast me iedere keer weer dat die dingen niet bij de eerste kuil in de weg uit elkaar vallen. Nadat Sunita heel lief gevraagd had of ik met haar van plek wilde ruilen kwam ik naast Ishor terecht, ergens halverwege de bus. Helaas bleek net daar de ruit eruit gevallen en het was een mistige, steenkoude ochtend. De zon kwam wel al snel tevoorschijn maar we bleven diep in het dal, in de schaduw van de bergen. Het manneke en ik hebben dan ook gezellig tegen elkaar aan gekropen zitten vernikkelen.
Al gauw kwam de eerste snack voor onderweg tevoorschijn, pelpinda's. 'Huisvader' Bhimsen (lees het sarcasme in de aanhalingstekens) gaf als altijd het goede voorbeeld door al zijn pindaschillen doodleuk op de grond te gooien. Ik hoef denk ik niet uit te leggen hoe de bus er na een half uur uitzag.
Op een plaspauze onderweg maakte ik deze mooie foto van de weg naar Tibet/China.
Tatopani ligt niet ver van de grens, aan de Arniko Highway, die tot aan Barhabise heel behoorlijk is maar meteen daarna overgaat in gatenkaas. Het was een geschommel van jewelste, ik heb er blauwe plekken van.
Bhimsen had ons vooraf gezegd dat we vóór Tatopani ergens zouden stoppen om roti te eten, voor Inge en mij het ontbijt. Dat bleek niet het geval, ik was flauw van de honger toen we uren later eindelijk wat te eten kregen. Het probleem met Bhimsen is keer op keer dat hij niet overlegt, ons voor voldongen feiten stelt en ons het liefst helemaal negeert. Vanochtend voor vertrek werd zijn eigengereidheid me te gortig; dat akkefietje met het ontbijt en het feit dat hij zonder met mij te overleggen (ik betaalde immers ons uitje) eerst twee extra jongens en daarna ook nog de twee buurmeisjes had uitgenodigd. Ik was al te kwaad om me te realiseren dat een paar van de kinderen in de buurt waren toen ik hem de waarheid zei, besluitend met 'and it pisses me off'. Hij zei alleen 'O'. De kinderen keken me verschrikt aan. Shit, dacht ik, dat had anders gekund. Maar in de loop van de dag bleek Bhimsen wel iets van de boodschap te hebben meegekregen. Hij kwam me iedere keer braaf vertellen wat hij van plan was en of ik daarmee akkoord ging en de verstandhouding werd bijna vriendelijk. Bijna, want hij blijft toch ongrijpbaar. Ik zou graag eens een écht gesprek met hem voeren over hoe het is om zo jong al zo'n grote verantwoordelijkheid te dragen. Ik denk dat hij er iets aan zou kunnen hebben maar de vraag is of hij mijn ongevraagde advies accepteert.
Maar goed, ik dwaal af. We waren op weg naar Tatopani. Dat bleek net ietsje anders dan wij ons hadden voorgesteld. Er was keus uit twee aanlokkelijke opties. Enerzijds waren er twee hokken met een soort waterspuwers, waaronder halfblote mensen - strikt gescheiden naar sekse - zich het vel van het lijf stonden te schrobben. Anderzijds waren er twee 'zwembaden'; Ze vallen nog het beste te omschrijven als een soort gevangeniscellen waar je als extra straf ook nog de hele tijd in andermans lauwe badwater moet staan. Met als eigenaardigheid dat de Nepalezen die straf als één groot feest beleven want er werd uitgelaten in rondgeplonst en gejoeld alsof ze nog nooit warm water hadden gevoeld.
In het mannenschrobhok ontwaarden we al meteen een bekende: de leraar Engels stond in zijn onderbroek en van top tot teen ingezeept schaapachtig naar ons te lachen.
Inge had al eerder besloten haar portie aan fikkie te geven en ik heb ook een hele tijd staan aarzelen of ik mee zou gaan met de meiden, die maar bleven aandringen. De enige reden waarom ik uiteindelijk overstag ging was dat de busreis me in een ijspegel veranderd had. Het idee van warm water was te verleidelijk om te laten liggen. Ik wilde wel onder de waterspuwers; dat water was tenminste niet tweedehands. Het omkleden gebeurde in een veel te klein, vies hok, met tientallen vrouwen tegelijk. Tussen het ijzeren hekwerk van de ramen zaten overal ranzige propjes haar. Mijn lap met lintjes oogstte veel goedkeurend geglimlach. Ik kreeg hem niet meteen goed om en prompt stak een van aunties van achteren haar armen om me heen en begon hem, gezellig tegen me aan schurkend, op borsthoogte dicht te strikken.
Ik heb in reisgidsen gelezen dat bloot in Nepal taboe is. Niks van waar, bleek hier. De hokken voor mannen en vrouwen waren handig om en om geplaatst, zodat men elkaar (vooral de mannen de vrouwen) goed kon bestuderen. De mannen liepen in door het water uitgerekte onderbroeken en bij de vrouwen werd de lap met lintje (weet niet hoe zo'n ding echt heet) vaak een heel stuk opgeschort en liet dan weinig aan de verbeelding over. De niet badderende dagjesmensen liepen ondertussen gezellig tussen al dat bloot te kijken en foto's te maken.
Terwijl Inge met enig leedvermaak toekeek ging ik uiteindelijk, gewapend met een zakje shampoo dat nog het meest op waspoeder leek, onder de waterspuwers. Of probeerde dat althans want ik werd voortdurend aan de kant geduwd door dames die ook even van de hete straal gebruik wilden maken. Met een hoofd vol shampoo zat er niks anders op dan terugduwen. Westerse toeristen rijden hier hoogstens heel hard voorbij op weg naar Tibet dus ik was weer eens een bezienswaardigheid. Ze vonden het heel koddig als ik weer eens stond te blauwbekken naast de straal. 'Brrr, cold, cold, cold', bauwde een dikke vrouw me lachend na.
Gezellig samen onder de douche.
Toen ik na luttele minuten bibberend onder de waterspuwers vandaan kwam om me te gaan aankleden, riepen de meisjes: Miss, come! Ze lagen heerlijk rond te darren in het 'vrouwenzwembad', een hok van een paar vierkante meter met een traliewerk ervoor. (Uiteraard was het mannenzwembad drie keer zo groot.) Ik had het nog steeds bere-koud en dacht alleen maar 'warm, warm, daar is het warm'. Terwijl ik erheen liep hing in het belendende bad een groepje mannen in onderbroek tegen de hekken mannengeluiden naar me te maken. De meisjes trokken al aan mijn armen. Miss, come! Binnen was het inderdaad warm, en vol. Toen ik het trapje af klom het water in, zakte het onder me weg en werd een klein meisje erdoor kopje onder getrokken. Gelukkig kon ik het proestende kind weer opvissen en daarna ook het trapje, een gemeen ijzeren geval dat nergens aan de muur vast zat. Het water was troebel. Ik probeerde mezelf wijs te maken dat dat door de gezonde mineralen kwam en niet door menselijk vuil. Gelukkig waren de muren minder glibberig dan ik verwacht had. De kinderen vonden het allemaal fantastisch en sprongen uitgelaten spetterend rond. 'Miss, miss, is wonderful, yes?' Mwa, wonderful... Het was vooral heerlijk warm, maar alleen als je tot aan je nek onder water bleef. En dan had je binnen de kortste keren een bos zwarte haren tussen je vingers hangen. Al snel hield ik het weer voor gezien en heb ik me te midden van een club kletsnatte, giechelende vrouwen aangekleed. Het was inmiddels nog veel drukker geworden en ik was blij toen we weer met z'n allen bovenaan de trappen stonden en op weg konden naar de bus.
Die ene die eruit wil ben ik.
Ik viel inmiddels bijna van mijn graat van de honger en vroeg Bhimsen weer wanneer we nou eindelijk die roti gingen eten. Zijn 'yes, now' gaf hoop maar eerst moest er weer een stuk gereden worden, naar een uitkijkpunt bij een waterval. Toegegeven, de waterval was mooi maar dat kon me al niks meer schelen, eten moest ik. De roti met warme melk waren heerlijk en ik heb er drie verslonden. Alleen jammer dat ik daarna met mijn vette vingers zonder het te merken een veeg op de lens van mijn camera maakte waardoor de rest van de dag alles een beetje wazig werd.
De plastic bekertjes van de melk vielen her en der op de grond. Ik probeerde een paar van de kinderen uit te leggen dat hun rotzooi deze mooie omgeving alleen maar viezer zou maken; niet zomaar weggooien dus. Daarop begonnen ze alles braaf in een plastic zak te verzamelen. Heel even had ik hoop. Helaas zag Inge al twee minuten later de volle zak met een boog over de reling verdwijnen. Het is ook een duivels dilemma; stel, je neemt je rommel netjes mee naar huis, wat dan? Er is hier geen vuilniswagen die je er vervolgens verantwoord van komt verlossen. En maakt het veel uit of het hier in de rivier verdwijnt, of een kilometer of wat verderop?
Hierna was het weer rijden, op weg naar het volgende hoogtepunt van onze trip: de grens met China. Vooral Mahalaksmi en Shondiki waren daar helemaal opgewonden over. Niet zozeer vanwege dat hek met daarachter een vreemd land, maar vanwege het feit dat ze misschien wel een glimp zouden opvangen van hun moeder respectievelijk vader, die vlak voor de grens wonen. Shondiki heeft me laatst wat fotootjes van haar familie laten zien: haar vader, oudere broer en kleiner broertje. De grote broer mist beide benen, hij heeft als kind kanker gehad. Het jongere broertje van zeven en een iets ouder neefje waren samen helemaal naar de waterval toe komen lopen om Shondiki te begroeten.
De bus kon op zeker moment niet verder, het was afgeladen druk in het grensdorp en er stond een file tot ver daarbuiten. Heel veel lokale mensen gaan met een dagpas naar China om daar inkopen te doen, omdat het er goedkoper zou zijn. We hebben het laatste stuk met de massa opgelopen, kinderen aan de hand, wedijverend om voorrang met motoren en jeeps en busjes die zich toch door het gedrom probeerden te wurmen. Toen we bij het huis van Shondiki's vader kwamen stond hij al vanaf het dak naar zijn dochter te zwaaien. Een paar huizen verder wees ook Mahalaksmi opgetogen haar moeder aan. Maar Bhimsen rende al met een klein clubje voor ons uit, niet van zins te zich door zoiets te laten ophouden.
We moesten een paar hekken door om bij de Vriendschapsbrug te komen, de eigenlijke grens. Daar stond een lange rij mensen te wachten om erdoor te mogen; er werd scherp gecontroleerd door de Chinese douane. Ik liep wat dichterbij om foto's te maken maar dat bleek geen goed idee. Er kwam een jongeman op me af, een Chinees. 'No photos,' riep hij. Why not? vroeg ik. 'Delete photos,' was het antwoord. Hij kwam dreigend naast me staan. Ik sputterde wat tegen, dat ik niet in China stond maar in Nepal. Wat had hij hier te zeggen? Dom natuurlijk. 'Delete photos,' zei hij weer, kwaaier. Uiteindelijk heb ik er twee weggegooid, hij keek over mijn schouder mee. Bhimsen en - uit het niets - de leraar Engels kwamen naar me toe. 'We should go. He will take your camera.' Oké dan, stomme Chinese bezetter. Hij bleef me van een afstandje in de gaten houden en ik heb, veilig uit de buurt, nog wat foto's van de omgeving gemaakt om hem te jennen.
Bij de Chinese grens.
Op de terugweg hebben we toch nog een paar minuutjes bij de families van Laksmi en Shondiki gezeten. Laksmi's moeder leek me nog erg jong. Ze droeg een dikke bril en had ontzettend scheve tanden. De vader van Shondiki had een mooie glimmende Tibetaanse kop en voor ons een hartelijke glimlach.
Weer terug bij de bus bleek dat we op de heenweg in een soort fuik gereden waren. De weg is in het grensdorp erg smal, de huizen staan er pal tegenaan. Achter onze bus had zich een hele nieuwe rij van geparkeerde bussen en vrachtwagens gevormd die één weghelft in beslag nam. Er zat niets anders op dan honderden meters achteruit terugsteken, met aan iedere kant van de bus hoogstens dertig centimeter speling. Ik heb de buschauffeurs hier al knappe staaltjes zien uithalen maar dit achteruitrijden en de daaropvolgende draaimanoeuvre spanden wel de kroon. Het keren moest gebeuren door steil omhoog een weggetje vol kuilen in te steken en dan, weer naar beneden denderend, een scherpe bocht rechtsom te maken. Recht vooruit, pal naast de weg, was de afgrond. De eerste poging werd halverwege afgebroken, de chauffeur zat er gespannen bij. Één foutje nu, dacht ik, en we liggen met z´n allen beneden. Poging twee ging ook niet echt lekker, de bus gromde hard maar kwam niet ver genoeg de helling op. Dit was echt link! Ik heb poging drie niet afgewacht maar ben naar buiten gesprongen, gevolgd door Inge. De derde poging lukte gelukkig, maar het was doodeng om zelfs maar naar te kijken. Alle kinderen zaten immers nog in de bus. Ze waren inmiddels zo gaar dat het ze weinig kon schelen.
Wedstrijdje achteruitrijden voor bussen.
We waren nog maar amper weer op weg of Ishor naast me hing met zijn hoofd uit het raam, kotsend. Ik heb iedere keer ontzettend met het joch te doen. Hij is een kleine pechvogel, de enige volledige wees in het huis. Toen hij laatst jarig was, 'vergat' Bhimsen daar iets mee te doen (of het was straf voor zijn slechte rapport; Mahalaksmi mocht wel trakteren) en ons cadeautje begroette hij ook wat lauw. De dag daarop bleek hij waterpokken te hebben. Het arme ventje moest thuisblijven van school en zijn bultjes werden ingesmeerd met een roze smeerseltje; hij zat dagenlang zielig gevlekt in een hoekje. Ik heb me toen voorgenomen hem extra vaak aan te halen; de gretigheid waarmee hij iedere knuffel ondergaat is hartverscheurend. En nu lag het ventje alweer hondsberoerd naast me.
Bij een kleine hindoetempel op een verhoging langs de weg zijn we een laatste keer gestopt om de enorme lunch die de aunties hadden bereid op te eten. Het werd een gezellige picknick in de zon (die gelukkig al heel gauw de ochtendmist had weggebrand), gevolgde door een uitgebreide fotosessie waarbij iedereen in allerlei combinaties geportretteerd wilde worden. De wegwerpbordjes en lege blikjes werden weer in een zak verzameld, ik heb maar niet bijgehouden waar ze geland zijn. Het laatste stuk naar huis zaten de meiden achterin eerst flink te flirten met de hippe busboy en luidkeels met de radio mee te zingen. Later werd het steeds stiller en bleek zowat iedereen in slaap gesukkeld.
Picknick.
Rajesh en Sita, uitgeteld.
Het hele cluppie.
Een eindje voor Barhabise stopten we. Bhimsen kwam me vertellen dat zijn moeder gebeld had, hij moest ernaartoe. Is er iets aan de hand, vroeg ik? Dat wist hij niet. Hij stapte uit en nam Rabi van 13 mee. Toen we bij Mero Niwas aankwamen was iedereen op. De meisjes hadden hoofdpijn van de herrie in de bus en het voortdurend door elkaar gerammeld worden. Zelf voelden we ons ook behoorlijk gaar. Meteen na het avondeten zijn we naar onze kamer gegaan, de kinderen naar bed. Rare dag, al met al. Ik hoop dat de kinderen het leuk hebben gehad.
Naschrift, de volgende ochtend
Bedacht later dat Bhimsens moeder hem helemaal niet gebeld kan hebben; hij had me eerder zelf laten zien dat zijn telefoon leeg was. Vanochtend bij het ontbijt waren hij en Rabi al weer terug. Ik vroeg hem of alles goed was met zijn moeder. Eerst keek hij niet begrijpend. Daarna, met een klein lachje: 'Yes, everything was fine.' Ik vind het maar niks dat Bhimsen individuele kinderen mee uit logeren neemt. In Nederland zou dat absoluut niet kunnen. Overigens heeft hij onlangs aan Rene voorgesteld dat de oudste jongens, pubers, voortaan ergens anders slapen; dat zou beter zijn met al die pubermeisjes in de buurt. Rene leek dat een goed idee, dus nu slapen Rajesh van 16, Rabi van 13 en Govinda van 15 op de kamer van Bhimsen, een paar huizen verderop. Rajesh en Rabi delen een bed en Govinda deelt een bed met Bhimsen. Govinda, Bhimsens knechtje, die zijn eten voor hem haalt bij de aunties en die er voor allerlei klusjes op uit gestuurd wordt. De jongen is Bhimsen op een slaafse manier toegewijd en ik vind het niet om aan te zien.
Ik weet dat de dingen hier anders gaan dan bij ons. Dat de slaaparrangementen wel vaker erg knus zijn. En toch lig ik er alweer een paar nachten wakker van, alle omgerijmdheden en vreemde gedragingen van Bhimsen. En vooral van de vraag, wat ik daarmee aan moet. Interpreteer ik culturele verschillen verkeerd? Zie ik spoken? Of is hier echt meer aan de hand?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten