Op zondag, als alle kinderen weer naar school gaan, houden Inge en ik ons Hollandse weekend aan. Het is een fijne adempauze zo, zonder duizend keer op een dag 'Miss! Miss!' Zonder: 'Can I have camera?' of: 'We play UNO now yes?' Gisterenochtend was het prutweer maar na de middag klaarde het een klein beetje op. We worden hier vadsig van het stilzitten dus nu moest het er dan maar eens van komen. Eindelijk tijd voor een stevige wandeling!
Al op het eerste stuk werden we uitgelachen door een oud mannetje dat ons besprak met zijn echtgenote. Waarschijnlijk iets over onze lange broeken en bergschoenen; die kunnen echt niet aan een vrouw. Het went al aardig om de clowns van het dorp te zijn. We lachen vrolijk terug en zwaaien erbij. Een eindje buiten het dorp passeerden we de school waarvan ik voor ik naar Barhabise kwam dacht dat we er zouden gaan werken (en waarvan ik toen foto's op mijn blog heb gezet). Ik was er erg nieuwsgierig naar; het gebouw ziet er van een afstand indrukwekkend uit.
Het schoolplein.
Al van verre werden we nieuwsgierig begroet door leerlingen, of verlegen aangestaard en nagegiecheld. We wilden aan een groepje oudere jongens vragen of dit nou de overheidsschool was, maar voor we de kans kregen nam één jongetje het woord. Waar we vandaag kwamen? Wat we hier kwamen doen? De rest lachte besmuikt maar hij hield vol; zijn Engels was uitstekend en zijn enthousiasme hartverwarmend. Binnen de kortste keren liepen we achter hem aan de school binnen voor een rondleiding. Wilden we de principal spreken? En de andere teachers? Wilden we de lokalen zien? Het kon allemaal geregeld worden. De principal kwam voor ons de lerarenkamer uit en leidde ons de hele school door, waarbij we ons een weg moesten banen door een muur van leerlingen die ginnegappend om ons heen dromden. De mededeelzaamheid van deze man was een verademing na de drie woorden die de meeste van onze gesprekspartners hier wel genoeg informatie vinden. Hij was ook nog eens leraar Engels en in tegenstelling tot de druiloor die op Ketu School die functie bekleedt prima te verstaan.
Het bleek inderdaad te gaan om een overheidsschool; het mooie gebouw is in 2008 met hulp van Unesco neergezet. Het telt twee verdiepingen en de lokalen zijn net iets minder aftands dan die op onze school, al zal dat niet lang meer duren. Er is plaats voor duizend leerlingen en de klassen zijn reusachtig, soms wel negentig kinderen. De leraren zaten met z'n allen thee te drinken en de kinderen waren aan het spelen; volgens de principal was het pauze maar ik vraag me af of er veel lesgegeven wordt. Net als op onze school waren er nogal wat klassen die het zonder leraar moesten stellen. Daar stonden de kinderen op de banken, of ze waren met een bosje verlepte blaadjes aan het voetballen. 'Toe maar', moedigde de principal een meisje aan, 'dan maken ze een foto van je.' We straffen hier niet, zei hij even later, en aaide een andere leerling over de wang. En dat alle vakken behalve Nepali in het Engels worden onderwezen, omdat het belangrijk is dat de leerlingen zich later, als ze vanzelfsprekend naar Amerika emigreren, verstaanbaar kunnen maken. Dat land is de ultieme toekomstdroom, in Amerika is alles perfect geregeld. In een van de klassen bleef de principal stilstaan en begon een heel betoog over wat de maoisten allemaal kapot hebben gemaakt. Dat ze land hebben ingepikt, dat ze het een zeggen en het ander doen. Zolang de overheid instabiel is, zal het land zich niet ontwikkelen. Een klein manneke moest van de principal gaan staan. 'Dit jongetje woont op een kamer in Barhabise met zijn jongere broertje en zusje. Geheel zelfstandig,' zei hij trots. Een aantal kinderen moet te ver lopen naar school, dus wonen ze op hun veertiende op kamers, moederziel alleen. De principal is zelf dagelijks drie uur onderweg, naar school en terug.
De principal leidt ons trots rond.
Het jochie dat ons de school had binnengeloodst liep nog steeds mee. Hij was duidelijk het lievelingetje van de principal. Die noemde hem zonder blikken of blozen zijn favoriete leerling. Even later stond hij vertederd het vurige betoog aan te horen dat de jongen afstak, toen ik vroeg of het niet beter voor het land zou zijn als de slimmeriken - zoals hij - in Nepal zouden blijven in plaats van naar Amerika te vertrekken. Veel te veel problemen hier en te weinig kansen voor hoogopgeleiden, daar kwam het op neer. En we vergisten ons, hij was helemaal niet slim.
Het science lab: een stoffige computer en een printer.
Toen we even later afscheid hadden genomen van de principal en verder wilden wandelen, kwam ons jonge gidsje ons achterna gerend. Of hij ons mocht begeleiden? Dan zou hij ons van alles vertellen. Zijn laatste lessen waren uitgevallen dus hij kon best weg. We hebben een rondje gemaakt naar de rivier Sun Khosi, staken die eerst onderlangs over via grote keien en keerden daarna terug over een gigantisch lange hangbrug die betere tijden had gekend en akelig wiebelde. Onderweg bleef Ronit (we lieten hem zijn naam in het zand schrijven) maar oreren over de toestand van het land. Werkelijk ieder probleem kwam aan de orde: inconsequente leraren, rokende ouders, analfabetisme en rijken die niet willen delen met de armen en alleen maar dure huizen voor zichzelf kopen. Het zou me verbazen als die jongen later geen politicus wordt.
Ronit, onze alwetende gids.
Binnenkort gaan we misschien maar eens een zondag op deze school langs om te zien of er weer een lerarengebrek is. Kunnen we ook die kinderen mooi weer wat vertellen over de dijken en de molens en de kaas!
Vadsig van het stilzitten? We hadden toch afgesproken dat je zo mager als een bezemsteel zou terugkeren in januari? ;-)
BeantwoordenVerwijderenHier is het echt speculaasweer, helaas.
Liefs, Annemiek