dinsdag 8 november 2011

Wakwak

Maandag 7 november

Terug in Barhabise, na vijf uur in de bus met een geit en een kip en een heleboel mensen. Nepalezen hebben een zwakke maag, ze worden heel gauw wagenziek; we kunnen inmiddels vrij aardig voorspellen welke van de instappers binnen afzienbare tijd hun eten in een plastic zakje zullen lozen, of uit het raam zullen hangen om 'wakwak' te doen.
Meestal zijn het kinderen en vrouwen. Op weg naar Kathmandu afgelopen vrijdag - we hadden gekozen voor een snelle microbus - maakten we mee dat een vrouw die op de bank achter ons zat, vol op de rug en in de nek van onze buurman kotste. Het afgrijzen was groot en even was ik bang dat we ook van alle andere inzittenden de maaginhoud te zien zouden krijgen. Ze hielden allemaal doekjes voor hun gezicht en zaten hevig te kokhalzen en naar adem te happen. Bij het eerstvolgende waterpunt probeerde de chauffeur de gemoederen tot bedaren te brengen door een enorme schaal water dwars door de volle bus heen te zwiepen, zodat de stukjes daal baat niet meer alleen onder onze stoelen lagen maar door het hele voertuig.

De kaartjesverkoper hangt de hele weg in de deuropening om mensen te lokken: 'Barhabisebarhabisebarhabisebarhabise'.

Het maakt reizen met de bus er niet plezieriger op, evenmin als de vrijpostigheid waarmee je medepassagiers op je armleuning gaan zitten, om dan langzaam af te zakken naar je schoot, of de elleboogstoten en onfrisse oksels als je aan het gangpad zit. De bus is overigens ook meteen vrachtvervoer. Zakken rijst, allerlei handelswaar, baby's in wiegjes, onduidelijke plastic zakken waar vreemde geuren uit komen, alles mag mee, gewoon in het gangpad. Daarbij komen nog de verkopers die bij iedere stop de bus in stromen met zakjes chips, flessen water, sinaasappels, lelijke gouden horloges, riemen en andere rommel. En bedelaartjes: een klein meisje met een zielig briefje in het Nepalees dat minuten lang bij ons bleef staan en een nog kleiner jongetje dat haar daarbij net zo lang bleef schoppen tot er tranen over haar wangen biggelden. Dat zijn hartverscheurende taferelen maar geld geven wordt ons steeds weer afgeraden. Zolang bedelen succes heeft, zullen kinderen eropuit gestuurd blijven worden met zielige briefjes.
De arme kip zagen we maar heel even, in een witte plastic zak tussen de benen van haar eigenaar. Toen we wat later weer keken was de zak bedolven onder een zware koffer. We vreesden voor het leven van de kip. Ze staat op de foto, hier nog levend en wel, maar het is even zoeken.

Het geitje dat ergens halverwege de rit was ingestapt, aangelijnd bij een meisje van een jaar of tien, zat zielig weggekropen tegen mijn been terwijl het baasje met haar neus in een plastic zakje zat. Ik hoopte maar dat het geitje heel goed zijn plas kon ophouden en niet tegen mijn broek of in mijn schoen zou keutelen. Het dier hield het gelukkig droog, maar dat is wel het ergste van de hele rit: dat je nergens naar de wc kunt. Als je geluk hebt wordt er ergens in een berm met wat struikgewas gestopt, vandaag was het een stinkende pisbak bij een haveloos pompstation. Ik ben er gaan kijken en de mannen die er achter de lage muurtjes hun ding stonden te doen wenkten me maar ik heb vriendelijk bedankt. Hoe Nepalese vrouwen hun plas vier of vijf uur ophouden is me een raadsel. Ze blijven de hele weg lang rustig zitten. Mij is het deze keer alleen gelukt met een streng dorstregime voorafgaand aan de reis en de grootst mogelijke wilskracht onderweg. We tellen nu al de keren af dat we deze rit nog moeten maken.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten